Home
Twente krijgt een Spaanse en een staatse drost
1581
Terreur verwoest gezinslevens van boeren en burgers

Willem van Oranje benoemt op 1 februari 1581 tot eerste staatse drost van Twente, Johan van Voorst tot Grimbergen die een kasteel bezit in Notter aan het veer op de Regge, vlakbij Rijssen. Maar feitelijk is Van Voorst een drost zonder land want de Spaanse drost van Twente in Oldenzaal van Voorst tot Muelart is de baas in het gebied omdat het Spaanse leger er de scepter zwaait.

De nieuwe stadhouder Verdugo - Rennenberg is in juli 1581 plotseling overleden - benoemt de 62-jarige Jan (Johannus) van Beckum tot commandant van de Deldense schutterij in 1581. Bijzonder is dat deze Jan van Beckum getrouwd is geweest met Ursula van Werdum die samen met zijn zuster in 1544 stierf op de brandstapel wegens 'ketterij'. Jan van Beckum is heer van Altena, Beckum, Oosterhof, Kevelham en Nijenhuis en in 1553 hertrouwt hij vermoedelijk met Wyghmond van Keppel.

De vendeliers van de Schuttersvereniging Delden

Boven: De Deldense Schuttersvereniging heeft een afdeling Vendeliers. Op hun vlaggen dragen zij het wapen van de voormalige gemeente Stad Delden met zich mee. Elk jaar is er een schuttersfeest. Delden heeft al in 1400 een schutterij.

Diblink of Dubbelink in Azelo voor de verwoesting

Boven: Staatse soldaten zouden het huis Dubbelink (Diblink) in Azelo in 1582 hebben verwoest. Op de plek van het huis staat nu de voormalige meesterswoning van de school in de buurtschap Azelo. Een deel van de gracht is nog te zien. Naast de meesterswoning staat de boerderij Dubbelink die eigendom is van de stichting Twickel en er staat nog een oude spieker voor de opslag van graan.

Veilig voelen de Spanjaarden zich allerminst in Twente. Eggerik Ripperda, luitenant-stadhouder van Overijssel, doet tevergeefs een aanval op Goor in juli 1581. Eggerik Ripperda is een zoon van Unico (Unecho) die commandant was van de schutterij in Delden, ritmeester en drost van Salland was. Staatse soldaten plunderen ruim dertig erven in de zomer van 1582, zoals Dubbelinc, Exterquotte, Alminkhof, Storck, Bolscher, Lohuis, Suijthof, Laerhuis, Waninck, de havezate Hachmeule (Hagmolen), Goirsveld en Voertman. Burgemeester Arend Claphouwer van Stad Delden vlucht voor het geweld. (blz 208).

Verdugo geeft in 1582 opdracht de oogst binnen de wallen te brengen. Hij vreest een grote aanval, mogelijk vanuit Zwolle. De Spanjaarden roepen daarom burgers onder de wapens. Ritmeester Mendo krijgt de leiding over het Deldense garnizoen. Overste Juan Baptista Tassis verblijft in 1582 op kasteel Twickel. (blz 210).

De vesting Delden wordt op 29 juni 1583 aangevallen. De Deldense schutterij verzet zich met hand en tand tegen de staatse aanvallers die uit boosheid over de hardnekkige weerstand meer dan de helft van de stad verwoesten en veel Deldenaren over de kling jagen.

Slag om Groenlo nagespeeld Joachim Kerstin Pruist en Lubbert Ulgher vermoorden met hun staatse soldaten tijdens de aanval op Stad Delden de commandant van de schutterij, Jan van Beckum. Van Beckum is van 1554 tot 1579 burgemeester van Stad Delden. In 1581 wordt hij commandant van de schutterij. Van Beckum sterft kinderloos. Een zuster van hem erft zijn bezittingen. De vervanger van Van Beckum, Henri van Delden die van Staatse zijde is overgelopen naar Spaanse zijde, sneuvelt eveneens bij de plunderingen.

Rond de Oude Kerk bouwen de Deldenaren tussen augustus en december 1583 nieuwe houten huizen en schuren.

Stadhouder Verdugo stuurt de Spaanse ritmeester van Italiaanse kom af, Mendo of Menda, naar Delden. Hij heeft onder de 'grijze' overste Mondragon gediend.

Tassis helpt Mendo bij het herstellen van de wallen en de poorten van Delden. Ook helpt hij bij het verbeteren van de verdedigingswerken rond kasteel Twickel.

Mendo gaat, vermoedelijk nadat hij vaststelt dat de Deldenaren zich weer goed kunnen verschansen, naar Enschede en daarna naar Oldenzaal. De Staten Generaal zijn nog lang niet klaar met Twente. Het oosten, de tuin van Nederland, is belangrijk voor de aanvoer van voedsel voor de vijandelijke troepen. De Staten Generaal besluiten daarom de tactiek van de verschroeide aarde toe te passen. Dat besluit valt op 20 juni 1584.

Delden wordt voorlopig herbouwd op de Schoppenstede, zoals de plek voortaan wordt genoemd

Boven: Een straat ten westen van de oude kern van Stad Delden krijgt 400 jaar geleden de naam Schoppenstede. Delden brandt in 1583 deels en in 1584 helemaal af. De burgers bouwen ten westen, vermoedelijk vanwege de windrichting, nieuwe houten schuren (schoppen) om voorlopig in te wonen. De Schoppenstede verwijst naar de late Middeleeuwen.

Joost de Zoete of Soete, heer van Villiers

Boven: Maarschalk Joost de Soete of Zoete, heer van Villiers helpt mee Stad Delden te verwoesten in 1584.

De net in Overijssel aangestelde stadhouder Adolf van Meurs, graaf van Neuenahr (Nieuwenaar), valt op 22 juni 1584 Stad Delden aan. De graaf weet mogelijk via spionnen of verkenners dat de commandant van Stad Delden weg is. De staatse troepen verwoesten, nadat het stadsbestuur weigert de poorten te openen, vrijwel de hele stad. Maarschalk Joost de Soete of Zoete (links afgebeeld) helpt een handje mee. Hulp van de Spaanse commandant van Oldenzaal, Mario Martinengro, blijft uit. Een week later komen de staatse troepen terug om, wat er over is, in brand te steken.

Er vallen veel doden onder wie de geestelijke Bernardus Laarhuijs wiens grafzerk in de Grote Kerk ligt. Alleen richter Engelkens en pastor Johan Laarhuis weten te ontkomen. Zestig procent van de inwoners is gedood of ontvoerd. Twintig boeren in Azelo worden vastgebonden in de Azelerbeek gegooid en verdrinken.

Burgemeester Gert van Hasselt van Stad Delden vraagt Verdugo en de stad Oldenzaal hulp, 'want wij jammerlich onder den blauwen hemel liggen'.

De Spanjaarden herstellen de vesting Delden opnieuw. Overste luitenant Juan Baptista de Tassis (Taxis) vraagt de drost van Twente op 25 april 1585 naar Delden te komen voor een inspectie. Tassis maakt deel uit van het Billischen Regiment van Gaspar de Robles en is gecommiteerde van stadhouder Verdugo.

Verdugo komt in 1586 naar Delden dat nog grotendeels in puin ligt. Hij belooft bescherming van deze vooruitgeschoven post van de Spanjaarden in Twente. (blz 214)

Lambertus Buddestraat op Twekkelerveld in Enschede

Boven: Enschede kent nog een Lambertus Buddestraat.

Verdugo geeft Tassis opdracht Twente te zuiveren van staatse benden. Herman Ripperda die de havezate in Boekelo bewoont, Nicolaas van Bevervoorde tot Oldemeule van de havezate in Oele en Menno van der Heijden slaan op de vlucht. In april 1587 trekt Tassis met ruiters en knechten samen met de drost van Salland van Rijssen naar Delden. Daarna gaan zij naar Oldenzaal. Van de rebellen hebben zij voorlopig geen last meer.

De drost van Twente stuurt op 8 april 1587 de richter van Enschede, Lambertus Budde, naar Delden om de Deldense richter Engelkens te ontmoeten 'in naam van de koning'. Wat zij bespreken is onduidelijk. Goossen van Raesfelt, drost van Twente, inspecteert samen met kapitein Rutger Torck de plannen voor de vesting Delden.

Van Raesfelt geeft notaris-stadsschrijver Johan Oelen opdracht delen van de vesting te verbeteren. Richter Engelkens bevestigt de opdracht. Verdugo belast Rutger Torck met de verdediging van de heerlijkheid Almelo. Hij krijgt de leiding over een vendel ruiters.

Adolf van Twickelo, heer van Hengelo, accepteert in 1587 de benoeming tot commandant van de schutterij van Stad Delden. Stadhouder Verdugo draagt Van Twickelo op boeren en burgers te mobiliseren. De kans op een staatse aanval neemt toe. Veel Spaanse soldaten zijn teruggetrokken naar Duinkerken om de aanval op Engeland met de onoverwinnelijke armada te steunen.

Nieuw garnizoen
Delden krijgt in 1588 een nieuw garnizoen Spaanse knechten van het vendel van overste Don Fernando de Torres Vedras (afbeelding hier onder) die samen met Christoff Mondragon naar Twente is gekomen. Don Fernando verblijft eerst op kasteel Twickel en daarna in het huis Hengelo bij zijn vriend Adolf van Twickelo. In maart 1589 geeft Verdugo opdracht garnizoenen te stationeren in Ootmarsum en Enschede.

Adolf van Twickelo sterft in 1590 of 1591 en de nieuwe heer van Hengelo, Frederick van Twickelo, volgt hem op in 1590. Frederick van Twickelo is, net als zijn vader, bevriend met veldheer Don Fernando de Torres Vedras. In mei 1590 belast Verdugo luitenant Ockinga met het verhogen van de schansen in Goor en de wallen in Delden. Prins Maurits dringt het leger van Rutger Torck bij Almelo terug in het najaar van 1590.

Stadhouder Francisco Verdugo is berucht in Oost Nederland
Nienburg bij Heek Wapen NienborgHet kleine stadje Nienburg aan de Dinkel kende voor de grote verwoesting in 1593 een grote burcht. Daarvan is onder meer een poort (foto links) bewaard gebleven, het Hoge Huys en het Lange Huys. Nu zit daarin de muziekacademie. De stad die al in 1198 wordt genoemd, ligt slechts zo'n vijftien kilometer van de grens bij Enschede.

Torck trekt zich met een vendel van dertig (Spaanse?) ruiters terug naar Delden. Prins Maurits vertrekt voorlopig uit Twente. Hij verovert nu eerst de vestingstad Coevorden en keert dan terug met 9000 man voetvolk en 1600 ruiters om Frederik van Twickelo uit Ootmarsum te verjagen. Hij verkent daarna de omgeving ten westen van Oldenzaal en bekijkt persoonlijk de vestingswerken. Maurits staat bekend als een voorzichtig strateeg die pas aanvalt als hij heel zeker is van zijn zaak. Zijn mannen graven greppels om beschut de muren en wallen van een stad te naderen en om het water uit de grachten te laten lopen. Ook ondermijnen zijn mannen de verdedigingswerken.

Verdugo zit ondertussen niet stil. Hij verslaat een staats regiment bij Nordhorn, aan de andere kant van Oldenzaal. Een omsingeling van Oldenzaal lijkt mislukt. Prins Maurits trekt zich terug naar Coevorden.

Voor Twente breken moeilijke tijden aan wanneer prins Maurits de belangrijke handelsstad Deventer in 1591 verovert. Het aantal guerilla-acties neemt toe. Dan valt de belangrijke vestingstad Coevorden in 1592 in handen van prins Maurits van Oranje. Gouverneur Frederik van Twickelo, in Spaanse dienst, moet in 1592 Ootmarsum ontruimen.

In de zomer van 1593 is Verdugo met zijn leger in Azelo waar ook Rutger Torck zich met een vendel bij hem voegt. De slecht betaalde soldaten zijn de oorlog beu. De drost van Twente, Mullert van Voorst, krijgt op 21 oktober 1593 opdracht muitende benden bij Delden tot de orde te roepen. De drost krijgt hulp van Don Fernando.

De staatse commandant Herman Ripperda grijpt in 1593 de Spaanse richter Engelkens in Woolde en ondervraagt hem over het onderhoud van ruiters en knechten die in Delden waren gelegerd. Of het er daarbij zachtzinnig aan toeging is maar zeer de vraag. De staatse kapitein Lesewin of Lesewijn verkent Deldenerbroek en de omgeving van Almelo daarna. Don Fernando probeert hem te verjagen.

Het Hoge Huis van de familie Torck in Nienborg

Boven: Het Hoge Huis van de familie Torck in Nienborg, zo'n vijftien kilometer over de grens bij Enschede. Een deel van de stad, dat in het katholieke Münsterland ligt, brandt op 14 februari 1593 door oorlogsgeweld.

Don Fernando de Torres Fedras

Boven: Don Fernando de Torres Fedras, graaf van Gelando Cursie (Curts) en gouverneur van Moura in Portugal, is een goede vriend van Frederik van Twickelo, heer van Hengelo. De gravure hierboven is van Jan Neeffs (1576-1656) uit Mechelen.

Maar Lesewin krijgt hulp van graaf Oversteijn die rond Goor en Haaksbergen actief is. Don Fernando vlucht naar Oldenzaal en krijgt hulp van garnizoenscommandant Boijmer, die de staatse soldaten verjaagt. Verdugo moet iets bedenken om de toenemende dreiging het hoofd te bieden. Hij roept Don Fernando terug naar Oldenzaal. Frederik van Twickelo leidt voortaan de verdediging van Delden.

Verdugo naar Brussel
De Spaanse verdediging vertoont scheuren vooral nadat aartshertog Ernst van Oostenrijk in 1594 Verdugo terugroept naar Brussel. Verdugo verliest Groningen in dat jaar. Frederik, graaf Van den Berg, volgt Verdugo op in Oldenzaal. Gerard Warmelo, drost van Salland, vraagt Goor en Delden zich aan te sluiten bij de prins.

Frederik van Twickelo wil Herman Ripperda die zich met soldaten van Joachim Hendriks, bijgenaamd de Zwarte Hond, bij Delden ophoudt verjagen. Een gevecht heeft plaats bij het erf Kemerink in Bentelo (foto hier onder). Van Twickelo moet vluchten en laat Delden onbeschermd achter. Gerard Warmelo en Lubbert Ulgher komen daarna in Delden geld ophalen voor het leger van de prins. Ze vragen contributie, zoals dat zo mooi heet.

Maar Frederik van Twickelo komt terug om Delden en Goor opnieuw te bezetten. Prins Maurits heeft geen geld meer en kan voorlopig niets meer betekenen voor Twente. Hij moet de Staten-Generaal vragen om geld vragen en dat kost tijd.

Staatse benden voeren een guerilla en verwoesten in 1595 en 1596 zo'n zestig boerderijen in het dorp Hengelo. Ook steken zij het huys Hengelo bij de Thiemsbrug in brand. Drie keer moet Hengelo het ontgelden. Notaris Johannus Benolken geeft in 1596 een overzicht van belastingbetalingen in (het richterambt?) Delden waaruit blijkt dat de inwoners, onder wie de Hengeloƫrs, straatarm zijn.

Frederik van Twickelo, commandant van de schutterij in Delden, vlucht voor de guerilla samen met burgemeester Dyreck Luijkens en Gherd van Hasselt naar de vestingsstad Oldenzaal wanneer het gerucht de ronde doet dat prins Maurits Bredevoort heeft ingenomen en met een enorme legermacht verder naar Groenlo oprukt. Hij belegert de Achterhoekse stad rond 27 september op het moment dat Goor, dat onbeheerd is, al een staats garnizoen krijgt. Commandeur van de trekpaarden, Jan Aerntszoon de Roy, treft op 8 oktober 1597 geen tegenstand aan wanneer hij met zijn staatse ruiters Delden binnenrijdt.

Rechts: Achter de eeuwenoude es ligt het erf Kemerik. Als je de zandweg vanaf de Grondhuttenweg, waar de foto is gemaakt, vervolgt kom je na een paar honderd meter in Bentelo. Frederik van Twickelo, aanvoerder van de schutterij van Delden, vecht hier tegen de staatse guerillaleider Herman Ripperda uit Boekelo.

Erve Kemerik bij Bentelo

Wapen van de familie Ulgher

Boven: Het familiewapen van Ulger is te vinden in de Grote Kerk van Almelo.

De Roy moet samen met Herman Ripperda en Gerard Warmelo de wegen naar Oldenzaal, Ootmarsum en Enschede verkennen. Bij Haaksbergen vermoorden zij tien Spaanse soldaten en nemen er 36 van het garnizoen in Enschede gevangen. Drost Gerard van Warmelo van Salland, ritmeester Herman Ripperda en Lubbert Ulgher treffen in 1597 een totaal verarmd Delden aan. Zij eisen de stad op voor prins Maurits. (blz 139 en 225). Warmelo begint direct met het afgraven van de wallen. De verdedigingswerken moeten verdwijnen.

Herman Ripperda, eigenaar van het huis in Boekelo, is in 1597 benoemd tot commandant van de schutterij van Delden. Zijn opa Unico of Unecho Ripperda is al in 1520 commandant van de Deldense schutterij.

Kasteel Twickel zoals het er in de Tachtigjarige Oorlog uit zag

Boven: Kasteel Twickel is in de 16e en 17e eeuw gebouwd. In de toren links zouden de doopsgezinde freules van Beckum opgesloten hebben gezeten. Ook zaten daar vermoedelijk staatse opstandelingen gevangen. Op de achtergrond is de toren van de Oude Kerk van Stad Delden te zien. Delden werd enkele keren door staatse troepen verwoest, terwijl het kasteel in Spaanse handen bleef.

Lubbert Ulgher, agent van Oranje, schrijft een jaar na de bevrijding van Delden een memorie waarin staat dat hij vindt dat Stad Delden geld terug moet krijgen van de Nederlandse staat. Het gaat om 55 Carolus Guldens. Twee jaar later, in 1600, is er sprake van een geschil over een veel groter bedrag, 1500 Carolus Guldens. Delden, Goor en Rijssen zouden dit bedrag in 1579 hebben betaald aan knechten van Steinbach. De kleine steden beloven elkaar hulp en richten het verbond van kleine steden op. In 1609 krijgen zij aartshertog Albert van Oostenrijk zover akkoord te gaan met een schikking over de betaling van landsschattingen. (blz 140 - 144).

Evert Wijch houdt tussen 1597 en 1602 een stadsboek bij. Delden komt dan net als de rest van Twente in Staatse handen. In het stadsboek schrijft Wijch over een klacht die bij drost Unico van Ripperda wordt ingediend. De Spaanse richter Lubbert Fockinck heeft mogelijk gefraudeerd bij de bouw van de nieuwe molen op de Deldense es. Ook schrijft hij over een klacht tegen de Spaanse richter Diederick Engelkens van Venray en burgemeester Diederick Luijkens.

Noord Nederland is in 1597 tijdelijk helemaal in staatse handen

De staatse overheid confiskeert de goederen van de Deldense kerk en van pastor Laarhuijs. Oud-Deldenaren vluchten voor de nieuwe machthebbers. Families als Scradere, Dreijerinck en Bruggink pakken hun boeltje op en vertrekken. Nieuwe grondeigenaren zijn ritmeester Herman Ripperda, holtrichter van Woolde, en Gerard van Warmelo, drost van Salland. Mogelijk eisen zij de goederen op van de gevluchte families.

(bron: Kroniek van Delden van Gerhard Vrielink en Tonny van het Bolscher, Overzicht van de geschiedenis van Delden in de wenteling der eeuwen deel 1)

Links: Tussen 1570 en 1597 terroriseren soldaten de bewoners van Oost-Nederland. De rust is van korte duur. In 1605 begint de Spaanse veldheer Spinola een nieuw offensief en begint de ellende van voren af aan. Pas in 1627 veroveren de staatse troepen Oost-Nederland op het Spaanse leger.