Home
Het laatste edele huis in Tetrode 
De Bollenhofstede
Het enige adellijke huis in Tetrode in 1500
was de Bollenhofstede van Anna van Sparwoude.
Ze had er meer grond dan de meeste buren.
Op hetzelfde moment leefde in Delft
een andere schatrijke dame met
dezelfde naam. Of ze familie van elkaar
waren is niet bekend. De vader van de
Delftse dame was getrouwd met een van Tetrode, Maridgen.
In 1514 waren er in het ambacht, dat wij nu de gemeente Bloemendaal noemen, drie edele huizen. Het huis te Aelbrechtsberg, het huis te Vogelensang en het huis van Gerrit Bol in Tetrode. De aanwezigheid van deze drie huizen had financiële consequenties, want de bewoners weigerden mee te betalen in allerlei lasten die aan de bewoners waren opgelegd. Gerrit Bol vond dat zijn huis, de Bollenhofstede, wel degelijk een adellijk huis was want, zo zei hij, zijn geslacht oefende het ambt uit van valkenier. Adel... dus.
De Bolle?s komen al in de 14e eeuw voor en behoren dan tot de stand van de ?welgeborenen?. Zij konden van huis uit bogen op een adellijke afkomst.
Maar ze konden zich niet onder de adel handhaven. De Bolle?s zijn toen in dienst van de graven van Holland getreden en hebben allerlei functies uitgeoefend, wagenaar en valkenier. Niet zo vaak zie je dat een familie die in verval geraakt is, er weer bovenop komt.

(bron: Middeleeuwse kastelen van Noord Holland door mr J.W. Groesbeek)

Elswout links en Bollenhofstede rechts 1615 Van Berckenrode
Van Berckenrode in 1615
 
De Bolle?s waren welgeborenen. Zij trouwden met leden van adellijke geslachten, zoals de Van Zaenden?s en de Sparenwoude?s.

1333
De naam Bolle verschijnt in akten uit het jaar 1333 in de omgeving van Haarlem en voor het eerst in Aelbrechtsberg op 1 juni 1346. Op die datum heeft Claes Bol een tiende in leen te Aelbrechtsberg, te zamen met de heer van Brederode. Bovendien heeft hij nog andere bezittingen in Tetterode en Aelbrechtsberg. Van de hertog heeft hij in leen zijn huis, zate en vier morgen te Aelbrechtsberg. Hij trouwde op 5 september 1358 met Lijsbeth van Rodenburch. Dan duikt de naam Gerard van Tetrode Bollenzoon van Tetrode op. Hij had op 13 juli 1357 bij zijn leven tien pond Hollands aan het St. Jansklooster in Haarlem geschonken. Een jaarlijkse rente had hij gevestigd op zijn huis en erf in Haarlem. Mogelijk was dit een zoon van Claes en komt hij uit Tet(te)rode.

Het kruisje markeert de plek waar de Bollenhofstede ooit stond
 
De gele kavels waren van Anne van Sparenwoude
De naam Bolle was niet bij uitstek een
adellijke naam. Een Willem Bolle timmerde
in 1345 vijf dagen aan het kasteel
Middelburch hij Alkmaar en verdiende
daarmee in totaal vijf schellingen. Een
naamgenoot, Claes Bolle, verrichtte
graafwerkzaamheden aan hetzelfde
kasteel in 1361, waarvoor hij zestien
schellingen kreeg. Ook Aelbrecht Bolle,
die in Aelbrechtsberg werkte, verkeerde
niet in de hoogste kringen: hij maakte
de gracht schoon van het kasteel in
Aelbrechtsberg. Hij is blijkbaar ook bode
in dienst van de graaf (hertog Albrecht),
waarvoor hij dienstkleding krijgt in 1361.
Bovendien ?bewaart hij de huur? en dat
niet alleen in Tet(te)rode. Maar ook in
Haarlem en Velsen. In 1374 is hij ?mijns
heren bode te Haarlem? en ook in
Aelbrechtsberg doet hij dienst.
Waarschijnlijk is hij eveneens betrokken
bij de strandvonderij in Zandvoort.
Steeds omvangrijker worden zijn 
inkomsten. Hij geniet die uit de tol
te Sparendam en uit de accijns op het
Hamburger bier binnen Haarlem.
(Bij het kaartje: Het geel gekleurde gebied was van Anne van Sparenwoude. In het hart van het gele gebied is de rood/bruin geverfde `werf`: het Sandenhoef, vanouds (voorheen) de Bollenhofstede. De golfjes zijn moerassen. De kaart is gemaakt in 1599. Adriaen Ockersz. maakte eigenlijk de eerste kadastale kaart van dit gebied.)
 
Uitdrukkelijk wordt vermeld dat hij hertog Albrecht gediend heeft met ?onse dienstwagen? in Tet(te)rode en Aelbrechtsberg. Een zoon van Aelbrecht Bol, Floris Bol, volgt zijn vader op. Floris Bol ontvangt van de houtvester van de Haarlemmerhout in pacht ?een veldeken dat geheten is den Riethoorn te Tetrode, gelegen tussen de Tetroderhout en de Piest, landnamen die steeds in verband met de familie Bolle zien opduiken. Van zijn oom Claes Bol erfde hij de Bollenzate te Aelbrechtsberg. Ook bezat hij Bollenweer in de ban van Houtrijk tussen Amsterdam en Haarlem.
 
Tetrode en omgeving in 1599
 

Van belang is nog te weten dat Floris Bol getrouwd was met Hadewij Willemsdochter van Zaenden, die genoemd wordt op 7 maart 1406, waardoor het huis in Zanen (tussen Haarlem en Schoten) in de familie Bol kwam. Evenals zijn vader heeft Floris lang geleefd. Drie wettige zoons heeft Floris volgens een akte van 20 mei 1439, die handelt over de Riethoorn, die hij in erfpacht heeft. Deze drie zoons heten Aelbrecht Bol, Willem van Zaenden en nog een Willem Bolle. De laatste twee zijn genoemd naar hun grootvader van moederszijde.

Floris Bol wordt voor het laatst genoemd in een grafelijke rekening over het seizoen 1450/51. Het volgend jaar verschijnt zijn zoon Aelbrecht Bol Florisz. in zijn plaats. De tien pond waar hij recht op heeft worden hem pas in 1459/60 met terugwerkende kracht uitbetaald.

Ligging
Een akte van 7 februari 1452 verraadt de ligging van de hofstede. Op de genoemde datum beleent Reijnalt heer tot Brederode Aelbrecht Bol met land ?om konijnen te planten?, gelegen in de ban van Tetrode, dichtbij Aelbrecht Bollen hofstede. De naam van dit land is de Piest en het ligt aan de noordzijde van de Volmeer, aanvankelijk een meer in die omgeving, doch later ondergestoven.
 

 
Aelbrecht Bol oefent een functie uit bij de valkenjacht; in een grafelijke rekening van 1472/73 lezen we, dat hij `bewaerder van mijns genadigen heren valkenlegge in de Kattenhorst bij Haarlem` is, en dat hij daarvoor een salaris geniet van veertien pond en vijf schellingen. Trouw werd ieder jaar in de rekeningen deze post opgenomen. Voor de laatste maal in die van 1479/80.
Daarna vinden we zijn zoon (1480/81). Aelbrecht zal dus rond 1480 overleden zijn. De zoon van Aelbrecht Bol, die naar zijn grootvader Floris genoemd werd, komt voor als clerck van de rentmeester van Kennemerland. Bovendien was hij evenals zijn vader bewaarder van de valkenlegge. Hij genoot hiervoor een wedde van zes pond. 
 
 
Hij was getrouwd met Katharijne, dochter van Roelof Andriesz. en jvr. Steffen van de Werve. Ook was hij zijn vader opgevolgd in het bezit van Bollenhofstede, de Rietkamp en de Piest. Merkwaardig is het dat niet één van zijn zoons of hun kinderen hem in het bezit ervan zijn opgevolgd. Maar dat zijn dochter, jonkvrouwe Jooste Floris Bollendochter gehuwd met Gerrit van Sparenwoude, alles erfde. Toen jvr. Jooste op 8 januari 1528 gestorven was, ontving hun zoon IJsbrand van Sparenwoude de lenen op 25 juni 1529.

De Bollenhofstede was niet meer in het bezit van de familie Bol. Vóórdat jvr. Jooste de Bollenhofstede erfde was haar broer Gerrit Bolle eigenaar geweest. Hij was de man die in 1514 weigerde mee te betalen aan de dorpslasten, op grond van het feit dat de Bollenhofstede edel was. Vermoedelijk is hij kinderloos gestorven en erfde zijn zuster jonkvrouw Jooste van hem.

(Bij het kaartje: I is Oosterduin, K Zandenhoef vanouds de Bollenhofstede, L is Duinvliet, M is Elswout) 

K = Zandenhoef vanouds de Bollenhofstede - kaart Daniël Engelman uit Haarlem 1794
 
K is de Zandenhoef - Daniël Engelman 1794 (Bij het kaartje:
G is Blaauwsel molen
H is Spiegelburg
N is Schoonoord
O is Duin en Vaart
P is de rk kerk
Q is Welgelegen
R is Groenlust)

IJsbrand van Sparenwoude liet Bollenhofstede voor de helft na aan zijn dochter jvr. Hase, die getrouwd was met jhr. Christoffel van Schagen. Als weduwe leende zij 600 pond op het huis (28 december 1583). Voor de andere helft kwam de hofstede op zijn dochter, jvr. Anna van Sparenwoude, die in Haarlem woonde. Ook zij gaf hypotheek op haar aandeel (27 mei 1585).

 
Daarna moet Bollenhofstede weer in één hand gekomen zijn, want vrouwe Anna van Schagen bezat de gehele hofstede. Toen zij overleden was, stelde haar familie geen prijs meer op het bezit. Zo zien we dan haar erfgenamen in april 1668 overdragen: een ?zeeckere hofstede en landen in de ban van Tetrode genaamt van outs Bollenhofstede?, groot dertig morgen 450 roeden, bestaande uit hooij-, teel- en weiland.

Ruzie
Kopers waren Cornelis Roodhoorn gezegd Backer en diens broer mr. Willem Backer Willemsz.
Eerstgenoemde behoorde tot de magistraten van Amsterdam. Hij is schepen en raad, maar ook bewindhebber (directeur) van
de Oost-Indische Compagnie. Hij overleed op 26 februari 1681; zijn vrouw heette Catharina Raije. Een maand later (27 mei 1681) overleed zijn broer Willem, die geen kinderen naliet, zodat de Bollenhofstede in zijn geheel eigendom werd van de oudste dochter van Cornelis: Brigitta Catharina Backer. Haar man mr. Pieter Slicher was vendumeester van de Admiraliteit te Amsterdam.
Grote ruzie had hij met Johan van Marselis, eigenaar van Elswoud dat grensde aan de bezitting van Slicher. De ruzie ging over het gebruik van de duinen die tot Bollenhofstede behoorden.

De grenzen waren niet goed afgebakend. Er werd zelfs een proces over gevoerd voor de Houtvesterij. Tenslotte werd de zaak in der minne geschikt: beide partijen bakenden hun terreinen precies af. Intussen was Bollenhofstede Sandenhoef gaan heten. Mr. Pieter Slicher overleed in 1702 en zijn vrouw erfde het vruchtgebruik van de hofstede. Hun beide kinderen waren zijn erfgenamen. De weduwe hertrouwde met mr. Frederik Rooseboom, Raadsheer in het Hof van Holland. Als voogdes van haar zoon Pieter Slicher, die weliswaar ?luitenant te water? genoemd werd, maar toch nog zo minderjarig was, dat zijn moeder voor hem moest optreden, verkocht zij - met instemming van haar schoonzoon Louis Guillaume van den Boetselaar - Sandenhoef Jammergenoeg werd alles verkaveld. Haar neef mr. Cornelis Backer Jansz. kocht ?de grote croft van Sandenhoef, groot elf morgen voor ruim 800 euro (3 januari 1727). Nog in hetzelfde jaar verkocht zij hem het huis voor slechts 420 euro en nog tien morgen weiland tussen Sandenhoef en de Houtvaart gelegen, voor bijna duizend euro.

Het eigenlijke huis was dus toen nog geen duizend gulden waard (440 euro) en het kan daarom niet meer veel geweest zijn. De nieuwe eigenaar (de net genoemde mr. Cornelis Backer Jansz) ging het met zijn vrouw Margaretha Bicker bewonen. Hij heeft alles gedaan om de buitenplaats aantrekkelijk te maken: abrikozenboompjes werden geplant en hij probeerde zijn eigen wijn te produceren door aanleg van druivenkassen. Van zijn zuster erfde hij landerijen in de naaste omgeving. Verbod om het landgoed te verkopen wilde hij in zijn testament vastleggen, maar zijn kinderen verhinderden dit. Tenslotte kwam er alleen de bepaling in dat het niet binnen vierjaar na zijn dood verkocht mocht worden.

Backer kocht ook nog de Pijlslaan (zie derde kaartje van boven, helemaal rechts) en de laan naar de Houtvaart. Overleden is hij op 24 december 1766 aan ?droevig ongemak van memorie en wesentloosheid?, 74 jaar oud. De kinderen haastten zich om de inboedel van Sandenhoef al in het volgende jaar voor 9500 euro te verkopen. Tegen de taxatieprijs van 14.000 euro nam de oudste zoon, mr. Jan Backer, het onroerend goed over.

Sloop
Nadat deze en zijn vrouw overleden waren, kwam het landgoed in het bezit van hun oudste dochter Anna Maria Backer, die in 1780 getrouwd was met mr. Pieter van de Poll. Dan is het einde nabij! Van de Poll verkoopt het grootste deel van het grondbezit op 10 september 1804 aan Jan Adriaan van Hasselgreen. De overgebleven warmoestuinen en bos werden eigendom van Levinus de Groot, een sloper uit Dordrecht. In totaal was de opbrengst 20.000 euro (fl. 43.700). Het huis Sandenhoef werd gesloopt.

Een jaar later wordt een groot deel van de gronden aangekocht door Willem Gerrit van de Poll, eigenaar van Duijnvliet. Deze verkocht op 27 oktober 1811 Duijnvliet met al het nieuw bijgevoegde land aan de toenmalige eigenaar van Elswout, Willem Borski.
Sandenhoef is sedert die tijd onder Elswout gebleven. De ingang van Sandenhoef bevond zich aan de westzijde, juist op de scherpe bocht in de Oosterduinweg.

  Over de geografie zie ook:
Waar ligt Tetrode precies?
Luchtfoto
Maak er een wandeling + extra links

Kraantje Lek ligt aan den noordelijken uithoek van eene schilderachtige duinvlakte, vroeger uitgestrekter, lager, en met een waterplas, het Volmeer, bedekt, waaruit waarschijnlijk de Haarlemsche Beek haar oorsprong nam. Ook hier heeft men verondersteld, dat een heiligdom onzer voorvaderen geweest is, en in deze veronderstelling Iigt niets ongerijmd. Ja. Ik zou in het denkbeeld kunnen komen dat hier in het bosch bij het meer, en op weinig afstand van de zee, de eerste tempelhut of Harah ter eer van moeder Aarde in deze streken is gevestigd geworden. De Zeeuwsche volksgodin had ook haar heiligdom nan den zeekant Bij het volk is Kraantje lek sedert onheuglijke tijden als plaats van vermaak in hooge eer.
En gelijk wij in onze bosschen nog de bloemen van het oude woud terugvinden, zoo zien wij bij het Haarlemsche volk, in zijn vroolijke tochten naar Kraantje lek en in het vieren van den Hartjesdag de sporen van den voormaligen eeredienst van de Aarde, Hertha, onze groote en goede moeder.
Kraantje lek, even als het Volmeer, is een der gedeelten van de oude woudstreek, die het laatst door het zand der duinen zijn ondergestoven, en de dikke boom is daarom een zeer merkwaardig overblijfsel uit den woudtijd.?
F. W. Van Eeden. De Bosschen van Kennemerland;
in het Album der Natuur. 1867. 
De Haarlemsche Dichter Jan Van Walré schreef in 1825 zijn Ode aan de Blinkert.
Hef, blanke Corusca! uw luisterrijk hoofd
Sicilië's Etna ten trots; enz
Toen mocht nog
(Haar) aanzien, (haar) vastheld, schoon los en als stof?
de lier tot haar lof stemmen, en eenige waarheid zijn in de verzekering:
Uw wondere kracht. die Eöol niet ontziet.
Vreest ook geen Orion, Zeus donder zelfs niet.
Ik was toen elf jaren oud en zou het onderschreven hebben.
Voor dertig jaar zag ik nog weinig verandering. Maar in de laatste
jaren is de, toen nog zoo hoog en steile zandheuvel. op schromelijke
wijze afgeloopen, mij dunkt, wel een vierde lager en zijn kruin veel vlakker geworden.