Home

Cornelis Musius is laatste rector van Agathaklooster in Delft

(1500 - 1572)

Watergeus Duvenvoorde vermoordt vriend van Willem van Oranje

Cornelis Musius is de laatste rector van het Agathaklooster in Delft. Het klooster is ook de laatste woning van Willem van Oranje. Willem van Oranje verblijft sinds hij in 1559 stadhouder van Filips II in Holland is, regelmatig in het vrouwenklooster in Delft dat nu de Prinsenhof heet. De humanist Musius is een persoonlijke vriend van Willem van Oranje. Beiden bewonderen Erasmus. De prins wil Musius beschermen wanneer de watergeuzen Holland en Zeeland veroveren. Maar Musius wordt toch vermoord onder het bevel van een rivaal van de prins. De watergeus admiraal Lumey, gouverneur van Zuid-Holland, knijpt even een oogje toe. Zijn strijdmakker Gijsbert van Duvenvoorde knapt het vuile werk op.

Rechts:
Musius, geboren als Cornelis Muys op 10 juni 1500 in Delft, is behalve een priester, ook een humanist, een dichter en een liefhebber van kunst.

Cornelis Musius of Muys
Agathaklooster tegenover de Oude Kerk in Delft heet nu de Prinsenhof

Musius studeert in Leuven, Atrecht, Parijs en Poitiers. In 1538 keert hij terug naar Delft om aan het werk te gaan als prior en biechtvader van de zusters in het Agathaklooster. Musius onderhoudt nauwe banden met humanistische geleerden en kunstenaars. Lees hier meer over. Hij verzamelt werk van de schilder Maarten van Heemskerk. Sommige schilderijen (zie foto hier onder) hangen nog steeds in het Prinsenhof, zoals het voormalige klooster tegenwoordig heet.

Links: Het Prinsenhof is eens het Sint Agathaklooster geweest. Willem van Oranje en Musius verbleven hier regelmatig samen tussen 1559 en 1572. Van Oranje gaat er na de dood van Musius definitief wonen. In 1584 vermoordt Balthazar Gerardt de prins in dit klooster. Foto: Marcel Tettero

Musius verbergt kostbare kunstschatten na de komst van de geuzen op 1 april 1572. Hij helpt priesters onder te duiken. Geuzenadmiraal Lumey, die vlak naast het klooster gaat wonen aan de Oude Delft, beledigt en bedreigt Musius dusdanig dat de priester uiteindelijk zelf besluit te vluchten. Op 9 december 1572 gaat hij met twee vertrouwelingen naar Den Haag. Geuzen van Lumey houden Musius echter aan en brengen hem naar Leiden. Geuzen martelen de priester daar 's avonds, kennelijk ook om de schuilplek van de kunstschatten te achterhalen. Een ijlbode van Willem van Oranje kon zijn dood niet meer voorkomen. Musius is voor het stadhuis van Leiden opgehangen.

Schilderij van Maarten van Heemskerck in de Prinsenhof
Portret van Musius uit het boek van Petrus Opmeer

Oranje zou persoonlijk zeer geraakt zijn door de wrede dood van deze laatste rector van het Agathaklooster. Maar al gauw knoopt de prins weer betrekkingen aan met de moordenaar, Gijsbert van Duvenvoorde, heer van Opdam, wiens kinderen zich Van Wassenaer gaan noemen. Lumey die voortdurend met Willem van Oranje om de macht lijkt te strijden, valt mede door dit gewelddadige optreden tegen Musius in ongenade. Wanneer luitenant Barthout Entens, de linkerhand van Lumey, statenleden van Holland uitmaakt voor landverraders omdat zij te laat met geld over de brug komen wordt Entens gearresteerd. Lumey probeert zijn steun en toeverlaat te bevrijden. Maar dat is dan weer reden Lumey achter de tralies te plaatsen.

Musius is in de 19e eeuw heilig verklaard. Over de nalatenschap van Musius is ruzie geweest. Een ambtenaar van de Staten van Holland neemt zijn bibliotheek in beslag. Eén van de erfgenamen is Christiaan van der Goes, schout van Delft. Hij weet de inbeslagname ongedaan te maken en tekent de lijst van de terugontvangen boeken voor akkoord.

Bronnen:
Gemeentemuseum Delft, Leidse universiteit en Wapen Musius

Van Oranje heeft moordenaar van Musius hard nodig
Gijsbert van Duvenvoorde, mede-moordenaar van Musius en aanklager (assessor) tijdens het proces, komt in de problemen wanneer hij zijn strijdmakker, admiraal Lumey, tijdens diens gevangenschap te hulp schiet. Voor 300 gulden koopt hij (hij is ook schout) een veroordeling door de Staten van Holland af. Willem van Oranje houdt ondanks de moord op Musius kennelijk een goede relatie met Gijsbert van Duvenvoorde, heer van Opdam. De prins belast Duvenvoorde met speciale zendingen in 1573, 1575 en 1576. In 1577 is Gijsbert zelfs burgemeester van Haarlem, dat dan als enige stad in Holland godsdienstvrijheid kent (1577-1581), en in 1579 is hij commissaris-generaal van de monstering in Haarlem en daarna in Gelderland. Gijsbert sterf in op 9 november 1580 in Woerden waar hij bevelhebber van het garnizoen en slotbewaarder is. (bron: Lumey door Ton Oosterhuis)

Rechts: Een schilderij met een afbeelding van Musius hangt ook in het museum Catharijne Convent in Utrecht.

Cornelis Musius in het Catharijne Convent in Utrecht

Pieter Opmeer beschrijft in een boek de martelaarsdood van Musius

Boven:
Geuzen mishandelen Musius in Leiden in het huis waar Gijsbert van Duvenvoorde en/of in het huis waar admiraal Lumey woont. Op de achtergrond van deze tekening is het stadhuis te zien met daarvoor de Blauwe Steen waar misdadigers worden gedood. De tekening is afkomstig uit het boek Martelaren van Pieter van Opmeer.


Musius vermoord na doodschieten watergeus
De moord op Musius is mogelijk een wraakactie geweest. Een geus van admiraal Lumey is kort voor de moord op Musius doodgeschoten. Lumey vestigt zich in Delft en woont vlak bij Willem van Oranje. Het stadsbestuur van Delft weigert de ruwe en soms streng calvinistische geuzen toe te laten in de stad. De strijders moeten buiten de wallen van de stad blijven, in een kamp bij de Zuiderpoort.

Wanneer een geus kennelijk te dicht bij de poort komt schiet een stadswacht hem dood. Lumey is woedend. Hij legt het lijk bij de toren van de Oude Kerk neer, precies tegenover het Sint Agathaklooster waar Willem van Oranje en Musius verblijven. Lumey eist genoegdoening van het stadsbestuur. Het bestuur van Delft overlegt met de prins en komt tot de slotsom dat de geus in overtreding is. Lumey neemt daar geen genoegen mee en zou dreigen Musius te doden uit wraak.

Op 1 december 1572 doet het gerucht de ronde dat Lumey laaiend is op de prins omdat deze Musius met te veel eerbied behandelt. Lumey zou Musius (opnieuw) met de dood bedreigen. De priester kiest eieren voor zijn geld en wil op 9 december in Den Haag onderduiken.

Ruiters van de prins herkennen Musius wanneer deze met Cornelis van der Meer en zuster Charlotte van Merwe de Noorderpoort van Delft passeert. Bij Den Haag halen de ruiters het gezelschap in en brengen het naar de herberg van Truy op 't Hoff. De ruiters verhoren Musius en brengen rapport uit aan de prins. Willem van Oranje beveelt zijn mannen daarna Musius onmiddellijk terug te brengen naar Delft. Mogelijk denkt de prins dat Musius in zijn omgeving het veiligst is.

De volgende ochtend, 10 december 1572, gaan de ruiters van Oranje met Musius terug. Maar tegelijkertijd vertrekken ruiters van Lumey van Delft naar Leiden. Bij de tolbrug, niet ver van Rijswijk, ontmoeten de geuzen Musius. Zij dwingen hem mee te gaan naar Leiden. De geuzen brengen Musius eerst naar het huis van de uitgeweken Vincent van Lockhorst. De watergeus Duvenvoorde woont daar nu. Later brengen de geuzen hun gevangene naar het voormalige huis van Cornelis van Veen waar Lumey zijn intrek heeft genomen. (Volgens PC Bor, sesde boek blz 309, woont notaris Willem van Oudervliet hier in plaats van Lumey. Omdat de huisvrouw van Oudervliet protesteert tegen de martelingen in een burgerwoning brengen de geuzen Musius naar de stadsgevangenis waar Musius met een trechter is volgegoten met water waarna hij aan zijn geslachtsdelen en aan een teen is gepijnigd).

De geuzen mishandelen de 72-jarige Musius. De heer van Opdam, Gijsbert van Duvenvoorde, is getuige. Om negen uur 's avonds hangen de geuzen Musius op bij de Blauwe Steen tegenover het stadhuis van Leiden. De prins stuurt een bode om het leven van Musius te redden. Maar de geuzen laten hem pas Leiden binnen wanneer het vonnis is voltrokken.

Willem van Oranje schrijft op 11 december zijn neef Lumey een persoonlijke brief waarin hij de gang van zaken betreurt. Musius heeft van de prins een vrijgeleide (sauvegarde) gekregen die hem had moeten beschermen.

Willem van Oranje voelt zich gekwetst. Hij is als prins toch de baas boven een graaf? Twee dagen later vecht Lumey met twee benden ruiters en achttien vendels voetvolk tegen het Spaanse leger bij Haarlem. De reis gaat van Leiden eerst naar Sassenheim. De volgende dag, op 14 december, gaat de mars verder naar Haarlem. Bij de Weeligenberg, een heuvel ten noorden van Hillegom, stuiten de vijandelijke troepen op elkaar. Lumey vecht moedig maar zijn mannen slaan in paniek op de vlucht voor de geharde Spaanse soldaten. Willem van Bronkhorst-Batenburg neemt het bevel van het leger over na de arrestatie van Lumey.

Rotterdamse poort Delft - schilderij van Johannes Vermeer

Boven:
De watergeuzen mogen Delft niet in. Zij moeten buiten de poort hun kamp opslaan aan de zuidkant van Delft, vlakbij van de Rotterdamse poort die hier is geschilderd door Johannes Vermeer. Op de achtergrond is de nieuwe kerk te zien waar leden van de Koninklijke familie Van Oranje begraven liggen. Vanuit de stad schiet een wacht een geus dood. Hij zou de stad te dicht naderen. Admiraal Lumey is woedend over en eist genoegdoening van het stadsbestuur. Als dat niet gebeurt dreigt Lumey Musius te doden.

Bron: Ton Oosterhuis Lumey de Vossestaart. Admiraal van de Geuzen. uitgeverij Bert Bakker.

Musius schrijft veel gedichten over godsdienstige zaken en over nieuwe hoogaltaar van Willem van Tetrode in de kerk van de Heilige Hippolitus, tegenwoordig beter bekend als de Oude Kerk van Delft. Het altaar is naar de Dorische wijze opgebouwd en met marmer versierd. Liefhebbers van de bouwkunde reizen uit alle delen van de Lage Landen er heen om het te zien. "Ik herinner me nog dat wanneer wij dit Delftse wonder met aandacht kwamen beschouwen, hij ons dit vers meedeelde", aldus Petrus Opmeer die waarschijnlijk lid was van het Sacramentsgilde in Delft.

Musius Vers op 't Altaar cieraad in de oude Kerk te Delft.

Hoc opus augustum diverso ex marmore pulchre
Perfectum, ut nusquam cultius invenias.
Alter Praxiteles, fi non illustrior illo est.
Delphus aqud Delphos Thethrodius statuit.

Op 't nieuHeerlijk Outaar van de Oude Kerk door Musius
Heeft oit praxitiles in Asia en Grieken,
Een schoon en wonder stuk van marmer voortgebragt,
Soo moet dit Heerlijk werk veel meer naar glory rieken,
Te Delft van Delvenaar Heer Thetrode sijn geagt.

Musius houdt in groter waarde enige voortreffelijke schilders en plaatsnijders, als Guiljelmus Tethrodius en Augustijn Lorisse Delvenaars. Vermaarde schilders Guiljelmus Tethrodius, Augustinus Georgius, Antonius Bloklandius, Petrus Langus, Martinus Heemskerkius.

Rechts: Christus aan de geselzuil. (Museum Kunst und Gewerbe, Keulen) door Willem van Tetrode.

(Bron: D. Pluymers Cornelius Musius)
Jezus aan de geselzuil door Willem van Tetrode
Susanna van Etten koopt het lijk van Musius om het in gewijde grond te laten begraven. Zij onderhandelt daarover succesvol met Lumey. De reputatie van Van Etten, gebaseerd op haar moedige optreden na de dood van Musius, is vooral in katholieke kring levend gehouden.

In november 1563 treedt de toen veertienjarige Susanna toe tot de cisterciënzinnenabdij Leeuwenhorst bij Noordwijkerhout. In het klooster verblijven meer dochters van adel en rijke families. Susanna van Etten groeit op in Antwerpen waar haar vader burgemeester is.

In 1571 vlucht Susanna van Etten met de zusters van Leeuwenhorst voor het geweld van de geuzen naar Leiden, waar zij in het Sint Michielsklooster trekken. Veilig is de stad niet voor katholieke geestelijken. Zo laat de geuzenleider Lumey in december 1572 de Delftse priester Cornelius Musius, een neef van Cornelia van Adrichem, in Leiden doodmartelen.

Het bericht dat de geuzen weigeren om Musius in gewijde grond te laten begraven, veroorzaakt een golf van ontzetting. Susanna van Etten trekt de stoute schoenen aan en bezoekt Lumey, wiens moeder een Van Wassenaer, een bekende van haar eigen familie is. Zij ontmoeten elkaar in zijn hoofdkwartier in Leiden. In het Frans, zodat de aanwezige lijfwachten niets verstaan, onderhandelt zij met hem over de begrafenis. Na betaling van geld vindt Musius op 11 december 1572 in Leiden zijn laatste rustplaats. (Bron: De Moor) www.historici.nl