Drie miljoen van provincie voor redding industrieel erfgoed - Hijschcomplex krijgt nieuw leven

De provincie stelt definitief drie miljoen euro ter beschikking voor de hernieuwde opbouw van het Hijschcomplex aan de Industriestraat. De gevels en staalconstructie van het pand blijven in het ontwerp gehandhaafd.

HENGELO - Uiteindelijk moet al in de zomer van 2013 een flink deel van het opmerkelijke Hijschcomplex aan de Industriestraat in gebruik zijn genomen. Binnenkort wordt een contract getekend met het ROC Twente over gebruik van zevenduizend vierkante meter van het gebouw. Nog niet definitief, maar wel heel gewenst is de bouw van een parkeergarage van tienduizend vierkante meter voor ongeveer vierhonderd auto's in het Hijschcomplex. De laatste hobbels daarover moeten nog worden genomen. Verder zijn er een aantal andere onderwijsinstituten, zowel plaatselijk als regionaal opererende instellingen, die serieus beslag willen leggen op ongeveer drieduizend vierkante meter van het gebouw. Het zou gaan om aan techniek gerelateerde middelbare onderwijsinstellingen. Wethouder Jan Bron meldt tevens dat het college van burgemeester en wethouders graag ruimte zou willen reserveren voor plaatsing van de Hotlo, de immense dieselmotor van Stork die een aantal Hengeloërs weer naar de stad terug wil halen.

In het Hijschcomplex is dertigduizend vierkante meter vloeroppervlak beschikbaar voor een keur aan functies. Behalve onderwijsvoorzieningen, is er plaats voor kantoorruimte, een horecagelegenheid en een museale functie. Er wordt sterk aan gedacht om verbindingen te leggen tussen Techniekmuseum 't Heim, het vernieuwde Hijschcomplex en het ROC om de verschillende activiteiten in het gebied te versterken. Door de laatste ontwikkelingen is het grootste deel van het complex bezet. Het gedeelte aan de zijde van de Industriestraat moet dan nog een invulling krijgen. Vandaar dat de opbouw van het bijzondere pand in fasen wordt opgepakt. Eerst wordt de school ingebouwd en successievelijk worden alle andere functies ingepast. Bron hoopt dat hij commerciële partijen zo ver krijgt dat ze trek krijgen zich te vestigen in de industriële panden van Hart van Zuid. "Nu zie je vooral dat door de overheid gesubsidieerde instellingen in zulke gebouwen trekken. Die rek is er zo langzamerhand uit. Het Hijschcomplex zou interessant moeten zijn voor commerciële partijen." Industrieel erfgoed moet tweede leven krijgen.

Een HOTLO moest je tijdig bestellen

Een reder die een nieuw schip in de vaart wilde brengen en daarbij voor een Stork-diesel koos die kon het beste eerst die motor bestellen en dan pas het schip. Want er kwam nogal wat bij kijken voordat de machine in het schip zat: bouwen, proefdraaien, compleet demonteren, naar de binnenhaven, in binnenschepen vervoeren en dan weer opbouwen.

De ooievaar-motor en de rubberen kikker

In een anekdote van een oud-machinist staat de HOTLO-scheepsdiesel centraal als 'de ooievaar-motor', naar het Stork-logo. Zijn collega's waren niet blij met de machine. "Wat er ook aan zuigers verwisseld, kleppen geschuurd en verstuivers getrokken werd, altijd had die rotmotor de gewoonte om af te nokken, minstens eens in de twee dagen." Totdat een jonge werktuigkundige van de wal terugkeerde met een rubberen kikkertje. Die hing hij voor het ooievaar-logo op de machine. De HOTLO liep sindsdien als een zonnetje. De hoofdmachinist hielp mee. Want de machine mocht nooit worden gestart "voordat de baas twee rondjes om de motor had gelopen en drie keer op de kikker had gespuugd. We kochten voortaan altijd elke maand een verse rubberen kikker..."

Die middag ontplofte de HOTLO

George Krieger werkte jaren bij Stork op de proefstand van de HOTLO-scheepsdiesels. Die woensdagmiddag begin jaren zestig zal hij nooit meer vergeten. Hij woonde in Enschede, maar in plaats van de textiel zocht George Krieger het in de metaal. En daarvoor moest hij naar Hengelo, naar Stork. Hij werkte in de jaren vijftig en zestig op de proefstand, waar verbeteringen aan de HOTLO-diesels werden getest. "Het was best een goeie motor", weet hij nog. En met z'n brandstofverbruik kon de Stork-diesel ook goed op tegen concurrenten. Krieger berekende het verbruik met behulp van een stopwatch en een weegschaal die verbonden was met een grote dieseltank. "Je kreeg een band met die machines. We konden ook horen of ze goed liepen."

Van 1956 tot 1959 volgde hij een bedrijfsopleiding op de Wilhelminaschool, de bedrijfsschool van Stork. In 1959 ging Krieger op de proefstand aan de slag. Daar stonden een HOTLO en een SW (Stork Werkspoor). Twee driecilinders met in het midden een waterrem. Die SW was de nieuwe scheepsmotor, maar de HOTLO was nog volop in productie. De proefstand bevond zich aan de achterkant van een leslokaal van de bedrijfsschool. Krieger en collega Gerard van Regteren voerden vanuit een kantoortje naast de machines tests uit, verrichtten metingen en maakten grafiekjes. En een specialiteit van Krieger: de thermokoppels op de HOTLO. "Die wilden wel eens lostrillen, ik moest ze dan weer vastdraaien." Volgens Krieger bouwde Stork in die tijd zo'n tien tot twaalf HOTLO's per jaar. Een reder die een nieuw schip wilde bouwen en dat met een Hengelose machine wilde uitrusten die moest éérst naar Hengelo voor de bestelling en dan pas naar de werf. "Want zo'n motor moest eerst worden gebouwd. Dan volgde het proefdraaien. Vervolgens werd de complete machine gedemonteerd en ging in onderdelen naar de binnenhaven. Eén binnenvaartschip was niet voldoende om de HOTLO naar de rederij te krijgen. Vergeet niet: zo'n machine was tien tot twaalf meter hoog." Eenmaal op de rederij aangekomen werden de onderdelen weer in elkaar gezet in het nieuwe schip. En dan kon de reis over de wereldzeeën beginnen…

Krieger werkte er met vier man op kantoor, vlak naast de proefstand. En hij zal nooit meer die ene woensdagmiddag vergeten, begin jaren zestig. De HOTLO-motor was juist ingrijpend gereviseerd en zou weer gaan proefdraaien. Langzaam ging het vermogen naar het maximum van 112 toeren per minuut toen het noodlot toesloeg: er klonk een enorme explosie. Krieger had die dag enorm veel geluk: een grote steekvlam sloeg over hem heen het kantoortje binnen. Er vielen één dode en verschillende gewonden bij de carterexplosie, een paar collega's liepen zware brandwonden op. De oorzaak: een koperen bus was warmgedraaid waardoor een enorme hitte-ontwikkeling was ontstaan. Dat ging zo snel dat de explosiekleppen van de diesel het niet konden bolwerken. Luiken vlogen van de machine, veiligheidsbouten knalden eraf en door de toevloed van zuurstof ontstond de grote steekvlam en de daaropvolgende brand. Krieger: "Het hele dak kwam omhoog." Een monteur die op het oliedek van de machine stond overleefde het niet. De ramp staat nog in zijn geheugen gegrift, zoals het beeld van de gewonden die in de Industriestraat werden neergelegd wachtend op de ambulances. Die konden zich met moeite een weg banen door het toegestroomde publiek. "Aan de overkant zat de ketelmakerij. Ik weet nog dat die collega's meteen met dekens kwamen aanhollen om de gewonden op te vangen."