Home

Pieter Johan Conrad Tetrode
(1863 - 1934)
Directeur van De Nederlandse Bank

Voormalige gebouw van De Nederlandse Bank

Voormalige pand van De Nederlandse Bank aan de Oude Turfmarkt. Architect W.A. Froger maakt het ontwerp dat in de periode 1865 tot 1869 is uitgevoerd. De nieuwe voorgevel is bekleed met Oberkirchner en Bentheimer zandsteen. Het pand in nu van de Universiteit van Amsterdam. Sinds 1976 krijgt het archeologisch Museum Allard Pierson er onderdak.

Pieter Johan Conrad Tetrode is directeur van De Nederlandse Bank tijdens de beruchte beurskrach op zwarte donderdag in 1929. Van hem is een discussie bekend over de vraag of de centrale bank moet ingrijpen tijdens een recessie.

Pieter is zoon van een directeur Posterijen en zijn zoon Hugo zou als wetenschappen de aandacht van niemand minder dan Einstein trekken.

Pieter Johan Conrad Tetrode is geboren op donderdag 24 september 1863 in Hoorn, maar hij groeit op in Assen. Zijn vader is directeur Posterijen. Pieter Johan Conrad trouwt, 30 jaar oud, op dinsdag 24 april 1894 in Amsterdam met Charlotta Louise Gildemeester, 29 jaar oud, geboren op zaterdag 28 mei 1864 in Amsterdam.

Hun kinderen zijn:
- Hugo Martin Tetrode, geboren op donderdag 7 maart 1895 in Nieuwer Amstel, overleden op 18 januari 1931.
- Helena Maria Tetrode, geboren op donderdag 25 maart 1897 in Amsterdam en overleden op 9 September 1982 in Amstelveen (trouwt met Baron Ferdinand van Heeckeren van Walien geboren op 11 augustus 1900 in Den Helder) en kinderloos overleden op 14 November 1980 in Amstelveen.
- Pieter Tetrode, geboren op zondag 11 januari 1903 in Amsterdam, overleden in 1973; geen kinderen. Zie ook genealogie Tetrode

De Nederlandsche Bank verbouwt deze panden in 1852 tot een groot gebouw zoals hier boven in zwart wit. Koning Willem I richt in 1814 De Nederlandse Bank op aan de Oude Turfmarkt 127 in Amsterdam.

De herenhuizen wordt de eerste vestiging voor DNB

Op de Oude Turfmarkt staan vanaf 1642 herenhuizen. De halsgevels maken plaats voor nog een extra verdieping (1852) en de tussenmuren verdwijnen. Tussen 1865 en 1869 verandert de facade.

Pieter Tetrode is gedeligeerde van de Javaanse Bank, president bestuurder van de Spaarbank in Amsterdam en van 1919 tot 1934 directeur van De Nederlandse Bank.

In 1933 wordt hij 70 jaar en verschijnt een verhaal van hem in Het Vaderland. Hieronder volgt de tekst.

Zondag 24 september 1933 - HET VADERLAND

Heden is mr P.J.C. Tetrode, directeur van De Nederlandse Bank, 70 jaar geworden.

De heer Tetrode heeft met den in 1931 afgetreden president, mr Vissering lange jaren samengewerkt, niet slechts bij De Nederlandse Bank maar al veel vroeger bij de Amsterdamse Bank en De Javasche Bank.

Evenals bij mr Vissering ging zijn belangstelling na het voltooien van zijn studies (in 1888 poromoveerde mr Tetrode te Amsterdam op een proefschrift: De Inhoud der Geldvordering) in de richting van het bankwezen, aldus het Hbld. Enige jaren na zijn promotie was hij verbonden aan de Amsterdamse Bank, waarvan mr Vissering directeur was. Toen deze laatste president van De Javasche Bank was werd de heer Tetrode geroepen tot de functie van gedelegeerde van deze instelling te Amsterdam, terwijl hij in 1919 werd gekozen tot directeur van DNB.

Waarnemend president
Mr Tetrode die bij afwezigheid van den president deze functie waarneemt, behandelt speciaal de discontozaken. Wij willen hier in herinnering brengen hoe juist gedurende zijn directeurschap de bijzondere werkzaamheid van DNB plaats vond tot uitbreiding van de Amsterdamse discontomarkt, nl het toelaten van het accept van verschillende zogenaamde buitenlandsche banken in ons land, tot het disconto bij DNB maatregelen aan welker totstandkoming mr Tetrode ongetwijfeld een zeer werkzaam aandeel heeft gehad.

De heer Tetrode die niettegenstaande zijn hoge leeftijd zijn moeilijke en verantwoordelijke functie nog steeds met grote werkkracht vervult, heeft naast zijn drukken werkkring bij DNB ook gelegenheid gevonden zijn belangstelling voor sociale ontwikkeling te tonen. Hij is

  1. voorzitter van de Openbare Leeszalen en Bibliotheken te Amsterdam,
  2. oprichter en voorzitter van de Handels-Economische Bibliotheek te Amsterdam,
  3. lid der commissie voor de Universiteitsbibliotheek,
  4. bestuurslid der Ver. van Voorgezet Handelsonderwijs,
  5. bestuurslid (jarenlang voorzitter) der Spaarbank voor de Stad Amsterdam,
  6. voorzitter van het Algemeen Ziekenfonds te Amsterdam,
  7. commissaris van de Amsterdamse Volksbank
  8. president van het college van beheer van de Waalsche Kerk te Amsterdam.

HET VADERLAND
vrijdag 25 februari 1921

Uit De Economist

Vrij goud?

Sommige Eerste-Kamerleden vinden kritiek leveren op het beleid van DNB schadelijk voor het vertrouwen dat het publiek in DNB heeft. Mej. mr E.C. van Dorp is verontwaardigd over dit standpunt van een aantal Eerste-Kamerleden. Zij wijst er op dat de Bank of England nooit heeft in aanzien moest inboeden onder kritiek de ze kreeg te verwerken.

Een 'abstract thinker and unpratical man' te zijn, verweet mr. P.J.C. Tetrode aan mr W.C. Mees, doch mej. Van Dorp zet uiteen dat zij het hierover allerminst met den heer Tetrode eens is. Zo vraagt zij: Waaraan is de mening ontleend dat wel een honderd miljoen aan Hollandse bankbiljetten in Duitsland is opgepot?' Is zulks inderdaad juist, dan - aldus mej Van Dorp - maakt dit de zaak niet beter maar erger. Immers het bankpapier is gedeprecieerd (in waarde gedaald) tegenover goud, en deze inflatie wordt groter, wanneer al die biljetten eens te voorschijn komen.

Als reden waarom DNB het goud moet onthouden brengt de heer Tetrode naar voren 'dat dit bewaard moet blijven voor de buitenlandse bezitters van bankbiljetten die voor hun papier het goud ten uitvoer zullen opeischen, waartegenover mr Van Dorp vraagt hoe het dan komt dat die bankbiljetten een dergelijken invloed uit kunnen oefenenen, dat de normale goederenruil al hare belangrijkheid verliest en hoe men onderscheid kan maken tussen biljetten ter inwisseling aangeboden voor Duitse rekening en voor Hollandse rekening.

Waarde van goud
De vraag: 'tegen welke koers denkt men het goud eigenlijk af te geven?' komt ons voor niet van groot belang te zijn aangezien hier toch als eenvoudige oplossing voor de hand ligt overeenstemming te brengen tussen het gehalte van onze standaard munt en de waarde van het goud op de wereldmarkt.

Mej. van Dorp ziet in de mening van mr Tetrode een geheel breken met de theorieën van Pierson waar volgens mr Tetrode de gouduitvoer niets meer te maken heeft met den toestand van het geldwezen.

Tegenover de overtuigen van de heer Tetrode dat bij een hoger prijsniveau geen kleiner circulatie nodig is, stelt de schrijfster de vraag of dan bij een lager prijsniveau geen kleiner circulatie nodig is. Mej Van Dorp wenst klaarblijkelijk deze vraag negatief te beantwoorden, doch dan begint zij ons inziens een inconsequentie.

Immers aanhangster van de zogenaamde nieuwe quantiteits theorie als zij is zal zij moeten erkennen dat indien van enige artikelen de prijs daalt, wat dezelfden invloed heeft op de verhouding tussen geld en goederen als wanneer de quantiteit goederen vermindert, er een zekere geldruimte komt, die weer prijsstijging in de hand zou werken.

'Herstel komt vanzelf'
Hebben wij hier te doen met een kleine schommeling van het prijs niveau dan herstelt zich de kwaal vanzwelf. Heeft de daling echter diepere oorzaken dan is voor de centrale bank het ogenblik van ingrijpen gekomen en moet tot inkrimping van de circulatie over worden gegaan.

Waar mr Tetrode den goudafvoer als gevolg van de betalingsbalans beschouwd wil zien, werpt mej. Van Dorp hem tegen dat Amerika met zijn geweldig voordelige betalingsbalans zijn goud zag wegvloeien zodra het zijn grenzen voor den goudexport openzetten. De schrijfster gaat zover in haar consequentie dat zij zegt: 'misschien ziet Holland dat een ongunstige handelsbalans heeft bij vrijgeven van het goud wel goud toevloeien'.

Aan het slot van haar kritiek geeft mej. Van Dorp in overweging het vraagstuk te doen beoordelen door een staatscommissie waarin voor de helft economen zitting hebben.

 

Het huidige gebouw van DNB in Amsterdam
De Nederlandse Bank verhuist in 1968 naar de nieuwe plek aan het Frederiksplein.
DNB vanuit de lucht.

Het vraagstuk op een dergelijke wijze te willen oplossen valt echter ons inziens geheel buiten de geest van ons muntwezen. Een vrije onafhankelijke circulatiebank, zoals wij deze hebben, moet worden geleid door haar directie, in het volle besef van de belangrijke taak die op haar rust. De muntpolitiek kan niet worden bestudeerd door een staatscommissie welke leden wellicht een andere muntpolitiek voorstaan dan thans wordt gevolgd, doch die niet zijn geroepen de gevolgen te aanvaarden die hun advies medebrengt. Er mogen hier slechts twee plaatsen zijn waar de strijd over de muntpolitiek wordt gevoerd: de directiekamer waar de praktijk aan het woord is en de gebouwen der wetenschap, waar de theoretici elkander in opbouwende kritiek bekampen.

De regering kieze hier geen partij voorgelicht door een staatscommissie welker toevallige samenstelling wel een meerderheid zal geven voor of tegen het vrije goud, doch die hoegenaamd geen waarborg biedt voor een onfeilbaar advies in een zaak die een punt van meeningsverschil uitmaakt tussen de grootste plannen van de economische wetenschap.

Prof. d'Auini de Bouroill schrijft over onze goudpolitiek, mr G. D. Willinkck vervolgt zijn kritiek op de huidige geldpolitiek. Mr. W.C. Mees R.Azn, bespreekt mr Visserings werk over de problemen van geldwezen en wisselkoeren, prof verrijn Stuart wijdt een in menmoriam aan de onlangs overleden prof Heringa.