Keizer Frederik III van het heilige Roomse Rijk erkent Unico II Ripperda in 1474 als hoofdeling en vrijheer. Op 3 september 1676 bevestigde keizer Leopold I van het heilige Roomse Rijk de titel van Rijksbaron voor het hele geslacht. Veel nakomelingen vechten in een leger en verongelukken te paard, de zogenaamde Ripperda-dood. Ze behoorden tot de ridderschappen van Overijssel, Drenthe en Munster. Het geslacht is verwant met adellijke geslachten in Nederland en Duitsland, zoals Twickelo, Van Ewsum, Van Pallandt, Rengers, Van Baer, De Vos van Steenwijk, Schele, Von Münchhausen, Stael von Holstein, Von Münster en Von Oldenburg.

De Nederlandse takken van Weldam, Vorden, Farmsum, Petkum, Winsum en Oosterwijtwerd sterven voor 1800 uit. De Nederlands-Oostenrijkse tak van Boxbergen sterft voor 1900 en de Duits-Deense tak van Ellerburg zijn na de Tweede Wereldoorlog uitgestorven. Enkel de Duits-Nederlandse zijtak Cosijn von Ripperda telt nog enkele stamhouders.