Home
Van Tetrode in Huis Poeldijk
In de 13e eeuw behoorde een groot deel van het Westland, Loosduinen en Den Haag tot het ambtsgebied van Monster. Toen een begin werd gemaakt met de bouw van Den Haag werd een splitsing gemaakt in Haag-ambacht en Half-Loosduinen. Dit laatste dorp werd in 1812 losgemaakt van Monster. Tussen Den Haag en Monster zijn nog enkele restanten van de vroegere glorie te zien, zoals de buitenplaats Ockenburgh, Bloemendaal, Solleveld en Langeveld.

De gemeente bestaat nu uit de drie kernen Monster, Poeldijk en Ter Heijde. De gemeente is het meest bekend als deel van De Glazen Stad: Het Westland. De tuinbouw speelt een centrale rol in de gemeente. In totaal telt de gemeente een kleine 20.000 inwoners.

Op de veenlagen achter de duinenrij ontstond grond die erg geschikt was voor tuinbouw en in Ter Heijde bloeide de visserij. In het begin van deze eeuw namen de groenten- en fruitteelt in verwarmde kassen een grote vlucht. De helft van het areaal wordt nu benut voor groenten zoals tomaten, paprika's, komkommers, radijs en sla; de andere helft voor het telen van bloemen.

Het strand en de zee worden jaarlijks door vele tienduizenden bezocht, met het accent op het dagtourisme. In Poeldijk is Veiling Westland gevestigd, de grootste groenteveiling ter wereld



Expositie 350 jaar Bartholomeus Parochie Poeldijk

`Wat ook te zien zal zijn, zijn de kunstvoorwerpen die onze parochie in de tweede helft van de vorige eeuw in bruikleen heeft afgestaan aan het toen net opgerichte Bisschoppelijk museum te Haarlem. Het zijn kostbare boeken, mooie schilderingen en een tabernakeltje, vermoedelijk afkomstig uit een schuilkerk.
Ook de vaandels van verschillende verenigingen staan opgesteld.



Van Tetrode in kapittel van Naaldwijk
Naaldwijk 800 jaar

Een grafelijke oorkonde uit 1198 en de kapel van Poeldijk

In het jaar 1198 werd een grafelijke oorkonde uitgevaardigd, waarin Naaldwijk voor het eerst is vermeld als gebied. In een eerdere oorkonde uit 1156 kwam Naaldwijk voor als geslachtsnaam. Er werd gesproken over Unarch van Nadelwich.

De oorkonde van 1198 handelde over een schenking van land aan een kapel in een kerk in Utrecht. Graaf Dirk VII van Holland en zijn vrouw Aleid van Cleef schonken het land de Poel bij Naaldwijk aan de in de kerk van St. Marie te Utrecht gebouwde kapel. De betreffende kapel was door kapelaan Allinius gebouwd ter nagedachtenis van de vader van Dirk VII, graaf Floris III van Holland. Alvorens in te gaan op het stuk land genaamd 'de Poel', besteed ik enige aandacht aan de schrijver van de oorkonde en tevens de bouwer van de kapel, Meester Allinius.

Meester Allinius, degene dus die de oorkonde heeft geschreven, was van hoge adellijke afkomst. Hij maakte deel uit van het geslacht Van Haarlem. Dit geslacht bezat veel geld en goederen en bekleedde hoge functies in de kerk, in het klooster Egmond en aan het grafelijke hof. Allinius kreeg zijn opleiding in het klooster Egmond. Daarna bekleedde hij vele functies. Zo was hij hoofd van de grafelijke kanselarij, waar uiterst belangrijke oorkonden werden geschreven. Hij was kapelaan van de graaf van Holland en zijn familie, waarbij hij hen ook de biecht afnam. Dit was dus een gevoelige en belangrijke functie. Ook was hij priester en kanunnik van het kapittel van St. Marie in Utrecht. En, het kan niet op, hij heeft een deel van de Hollandse geschiedenis geschreven, namelijk over de Loonse Oorlog (1203-1205).

Meester Allinius kon het zich dankzij zijn rijkdom en invloed op de graaf en de bisschop van Utrecht veroorloven een kapel te bouwen ter ere van de overleden graaf Floris III. Het was destijds gebruikelijk om een overleden graaf te herdenken in een kerk of een kapel. De graven van Holland werden al enige eeuwen herdacht in de grafelijke kloosters van Egmond en Rijnsburg. Bij het overlijden van graaf Floris in 1190 werd er gekozen voor een nieuw gebouwde kapel in de kapittelkerk van St. Marie te Utrecht. Er werd dus afgeweken van een traditie. Een verklaring hiervoor kan zijn dat graaf Dirk VII zijn vijanden wilde laten zien dat hij ook in het bisdom Utrecht veel macht had.

Het land de Poel, in later tijden de Baakwoning genoemd, was afkomstig van Johannis Nagel, die het in leen hield van de graaf van Holland. Toen Nagel stierf viel het land terug aan de graaf. De graaf schonk het vervolgens in 1198 aan de kapel in de kerk van St. Marie te Utrecht.

In 1310 bracht het land de Poel 20 pond per jaar op en het was gelegen in de parochie Naaldwijk. We weten dit, omdat de graaf van Holland en de bisschop van Utrecht uitspraak deden in een geschil over de inkomsten van het betreffende land tussen heer Willem I van Naaldwijk en het kapittel van St. Marie uit Utrecht. Het kapittel had de beste papieren, namelijk de oorkonde van 1198, die aan duidelijkheid niets te wensen over liet.

In vroeger tijden - maar ook nu nog getuige het achthonderd-jarig bestaan van Poeldijk - dachten veel mensen dat het land de Poel, dat in de oorkonde van 1198 werd genoemd, sloeg op het gebied de Poel (later Poeldijk genaamd) in Monster. Bovendien dacht men waarschijnlijk daarom dat met de in de oorkonde genoemde kapel, de kapel van Poeldijk bedoeld werd. Dit zijn echter hardnekkige misvattingen. Het in de oorkonde genoemde stuk land is de Poel (de tegenwoordige Baakwoning) in Naaldwijk. En de betreffende kapel staat in Utrecht.

Kerk in Poeldijk (Monster) bestaat 350 jaar in 1997
De eerste vermelding van een kapel in Poeldijk dateert uit ± 1280.

In het Oude Register van graaf Floris V van Holland staat geschreven: "een hoeve land in de Poel bij de kapel tussen de beide Gantel". Harry Groenewegen
 

 

Een Romeinse Mijlpaal in  Naaldwijk

Vorige week heeft u kunnen lezen dat het oudste bekende document waarin Naaldwijk als dorp genoemd wordt uit 1198 dateert. Dit betekent echter niet dat ons grondgebied voor die tijd onbewoond was. Romeinen lieten hun sporen na. Een mijlpaal en een amfoor, een Romeinse kruik of vaas met een nauwe hals en twee oren.

In 1490 vond men bij het in cultuur brengen van een laag gelegen moeras of broekland, dat in bezit was van het klooster Sion bij Delft, een complete Romeinse mijlpaal. De mijlpaal gaf een afstand aan van 7 of 8 Romeinse mijlen (10 à 11 km) naar de dichtstbijzijnde Romeinse stad 'Forum Hadriani' oftewel Voorburg. Voorburg was in de Romeinse tijd een heuse stad met marktrechten en vervulde een belangrijke regionale funktie.

De exacte vindplaats van de mijlpaal is niet duidelijk. Dit komt, omdat diverse geschied- schrijvers uit de zestiende eeuw allemaal een andere vindplaats aanwezen. De één beweerde dat de mijlpaal in Naaldwijk werd gevonden. Een ander wees Monster aan. En een derde lokaliseerde de vondst ergens tussen Naaldwijk en Monster.

In het recente verleden hebben bekende lokale historici als Van Adrichem en Emmens zich ook intensief bezig gehouden met het lokaliseren van de vindplaats van de Romeinse mijlpaal. De heer Van Adrichem meende de vindplaats te moeten situeren in Poeldijk, gemeente Monster, en wel op een stuk land bij de Casembrootlaan. De heer Emmens was een andere mening toegedaan. Hij concludeerde dat de mijlpaal gevonden zou zijn op een perceel land in de Vlietpolder, in de buurt van de Middelbroekweg, tegenover de Bloemenveiling.

Uit opgravingen is bekend dat er in de Romeinse tijd in Naaldwijk een belangrijke nederzetting heeft gelegen ter plaatse van "de Hoogwerf". Archeologische vondsten langs de Middelbroekweg wekten het vermoeden op van een Romeinse weg die destijds van de Hoogwerf naar Voorburg liep. Dit vermoeden werd in 1985 versterkt door de vondst van een Romeins grafveldje aan de Tiendweg, op nog geen 25 meter van de Middelbroekweg. Een grote Romeinse amfoor die onder meer werd gevonden, zou gediend kunnen hebben als zerk. Volgens de Delftse stadsarcheoloog Epko Bult was het in de Romeinse tijd gebruikelijk om grafvelden buiten nederzettingen langs wegen te situeren. Dit betekent in ons geval dat het heel goed mogelijk was dat er in de buurt van het grafveldje een weg lag. Namelijk de weg van de Hoogwerf naar Voorburg, de huidige Middelbroekweg. Het is naar mijn mening daarom zeer aannemelijk dat de Romeinse mijlpaal in 1490 langs de Middelbroekweg werd gevonden.

Zeer recent, namelijk in november '97, werden er bij opgravingen in het Wateringse Veld maar liefst vier Romeinse mijlpalen gevonden. De teksten op drie van de palen verwezen naar de Romeinse stad Forum Hadriani. In de buurt van de vindplaats werd tevens een klein grafveldje ontdekt. De afdeling archeologie van de gemeente Den Haag sprak van een 'sensationele' vondst: tot dan toe waren in heel Nederland slechts twee van dit soort mijlpalen gevonden. Eén in Rijswijk en één dus in waarschijnlijk Naaldwijk.

De Romeinse mijlpaal die waarschijnlijk in Naaldwijk is gevonden is te bezichtigen in het Rijksmuseum voor oudheden in Leiden. De Romeinse amfoor, gevonden aan de Tiendweg, is dichterbij te bewonderen en wel in het Westlands Museum aan de Middelbroekweg.

Harry Groenewegen


De portretten van de heren en vrouwe Van Naaldwijk

Het eerste schilderij met de beeltenis van Willem I van Naaldwijk - hij was heer van Naaldwijk van 1305 tot 1345 - is helaas verloren gegaan tijdens de beeldenstorm van 1572. De zeven schilderijen hingen voor de reformatie namelijk in de tegenwoordige Oude Kerk van Naaldwijk. Het eerste schilderij werd tezamen met stukgehakte beelden, altaren en boeken door de beeldenstormers op de brandstapel op het dorpsplein gegooid. De zes andere portretten werden voor vernietiging behoed.

De heren Van der Woerd hadden naast hun contacten met de machtige Van Voornes en de graaf van Holland, een aanzienlijk goederenbezit waaruit zij de nodige inkomsten verwierven. Bovendien waren zij ambachtsheer van Naaldwijk, zoals Floris van der Woerd in 1291. Een ambachtsheer besliste over alle geschillen, behalve als het ging om zware delicten, zoals moord. De betrokkenen betaalden geld aan de Van der Woerds. Hiernaast hadden de Van der Woerds ook het molenrecht. Iedere inwoner was verplicht, uiteraard tegen betaling, zijn graan te laten malen.

Een belangrijk deel van hun inkomsten verkregen de Van der Woerds uit de opbrengst van belastingen. De tienden op de Geest en de tienden van Honselersdijk vormden hier een voorbeeld van. Het zal duidelijk zijn dat de Van der Woerds er warmpjes bij zaten en het nodige te zeggen hadden in Naaldwijk. De Van Naaldwijks deden echter niet voor hun onder, zoals later zal blijken.

Willem van der Woerd overleed in 1336 en werd opgevolgd door zijn nicht Aleid van der Woerd. Aleid was getrouwd met Gerrit van Heemskerk. Tussen Aleid en Gerrit aan de ene kant en Willem van Naaldwijk en zijn zoon Hendrik en beider echtgenoten aan de andere kant ontstond een hoogoplopende ruzie over een drietal kerkelijke zaken. Ten eerste waren de twee partijen het niet eens over wie de beste zitplaatsen in de kerk mocht hebben. Ten tweede over wie er het eerst mocht voorofferen (het eerst een offergave brengen bij een kerkelijk plechtigheid). En ten derde over wie er het eerst de "voir-Paes" mocht nemen. Een "voir-Paes" betekende dat men de gelegenheid kreeg om als eerste de vredeskus te ontvangen op een bewerkt blad van metaal, hout, ivoor of been.

De beide families gedroegen zich schandalig. Het bleef niet alleen bij woorden, maar de Van der Woerds en de Van Naaldwijks gingen elkaar zelfs te lijf. Dat kon uiteraard niet. Kennelijk waren de pastoor en/of deken van Naaldwijk niet in staat het meningsverschil op te lossen, want de graaf van Holland werd er bijgehaald. In 1339 deed hij uitspraak ten gunste van de familie Van Naaldwijk. Zij mochten voortaan op de noordzijde van het koor plaatsnemen, als eerste voorofferen en "voir-Paes" nemen. Mijns inziens hadden de Van der Woerds de oudste rechten, maar de Van Naaldwijks hadden nu eenmaal een betere verstandhouding met de graaf van Holland. In 1315 was Willem van Naaldwijk namelijk met de graaf van Holland ten strijde getrokken tegen de Vlamingen. In 1345 zou Willem dit wederom doen. Hij vocht toen tegen de Friezen en stierf in de buurt van Stavoren.
 


De beeldenstorm in Naaldwijk

Op 10 augustus 1566 brak de beeldenstorm los in Steenvoorde in de Zuidelijke Nederlanden. Binnen enkele dagen woedde de storm in veel andere steden en dorpen in de Nederlanden. Aanhangers van de nieuwe leer bestormden de kerken van de rooms-katholieke religie. Met name de beelden, maar ook andere uitingen van de pracht en praal van het katholicisme moesten het ontgelden. De katholieke kerk van Naaldwijk (de huidige Oude Kerk aan het Wilhelminaplein) bleef vooralsnog gespaard. In 1572 viel echter ook deze kerk ten prooi aan de driften van de fanatieke aanhangers van de calvinistische leer. Baljuw, kastelein en rentmeester Willem van Hooff probeerde als een 'trouwe hond' tevergeefs de belangen van zijn Spaansgezinde en katholieke 'bazin', Margaretha van Arenberg (de vrouwe van Naaldwijk) te behartigen. Hij schreef zijn bevindingen op in een 'Recueil ende corte verclaringe'. Dit verslag heeft de tand des tijds doorstaan.

Willem van Hooff werd in 1522 geboren in Naaldwijk als zoon van Jan van Hooff en Maria Bosschaert. Reeds op 16-jarige leeftijd vertrok hij naar Leuven om in dienst te treden van de Van Arenbergs. In 1545 verhuisde hij terug naar het Westland en werd hij kastelein van het kasteel te Honselersdijk. Het kasteel was in het bezit van de Van Arenbergs. Naast kastelein werd Van Hooff ook baljuw van Naaldwijk (in 1564) en rentmeester (in 1567).

In zijn 'Recueil' verhaalde Willem van Hooff over de jaren 1572 en 1573. Van Hooff schetste zichzelf als een zeer trouwe dienaar van Margaretha van Arenberg. We moeten daarbij echter in ogenschouw nemen dat Willem van Hooff nog het nodige geld te goed had van de Van Arenbergs. Een positief verslag over zijn daden in het ver van Leuven gelegen Naaldwijk zal het declareren van zijn rekeningen ongetwijfeld vergemakkelijkt hebben. We moeten er dan ook rekening mee houden dat Willem van Hooff zijn eigen (helden)rol in zijn 'Recueil' enigszins gekleurd heeft weergegeven. Desalniettemin is deze historische bron van grote waarde voor de lokale historie van Naaldwijk. Het 'Recueil' vertelt ons wat er tijdens de beeldenstorm in de huidige Oude Kerk van Naaldwijk gebeurde.

Op 1 april 1572 veroverden de Geuzen Den Briel op de Spanjaarden. Aangevoerd door Willem van der Marck, de baron van Lumey, trokken ze plunderend verder het land in. De kerk van Maasland moest het als eerste ontgelden. De kerken van Naaldwijk, De Lier en 's-Gravenzande volgden.

Een aantal dagen later meldde de Naaldwijkse timmerman Mathijs Jacobsz. zich op het kasteel van Honselersdijk om Willem van Hooff te spreken. Hij verzocht Van Hooff om voortaan in de kerk de nieuwe leer te mogen verkondigen. Van Hooff verwees Mathijs Jacobsz. naar de gravin van Arenberg, die als vrouw van Naaldwijk daarover diende te beslissen. Enige tijd later meldde Mathijs Jacobsz., vergezeld van een collega-timmerman, Peter Mathijs, zich wederom op het kasteel met hetzelfde verzoek. Van Hooff nodigde de twee uit hun verzoek op schrift te stellen, zodat hij het aan de gravin kon overhandigen. Het schriftelijke verzoek werd ingediend, maar de twee timmerlieden hadden zich inmiddels met geweld de kerk toegeëigend.

Willem van Hooff beschreef nauwkeurig in zijn 'Recueil' wat de twee timmermannen hadden aangericht. Ze waren naar de koster van de kerk gegaan en hadden zonder zijn toestemming de sleutel van de kerk meegenomen. Vervolgens waren ze de kerk binnengedrongen en hadden daar alles vernield wat de Geuzen heel hadden gelaten. Ze hadden de beelden en altaren gebroken en in stukken gehakt. Ook de bibliotheek van de kerk werd geplunderd. De kapotte beelden, altaren en boeken werden op een brandstapel op het marktveld gegooid. De katholieke kerk was in handen van de calvinisten gevallen.

Op 9 juli 1572 was de katholieke mis voor het laatst in de tegenwoordige Oude Kerk gelezen. Precies een maand later geschiedde 'de eerste openbaere predicatie na den woirde Gods', kortom de eerste kerkdienst volgens het calvinistische geloof. Een aantal vooraanstaande katholieken stapten over op de nieuwe leer. Een gewezen kanunnik van Naaldwijk, Adam van  Malsen, zwoor het katholieke geloof af en ging over op het nieuwe geloof. Ook Hartman Adriaansz. van Capenborch, die 13 jaar kapelaan en mispriester op Honselersdijk was geweest stapte over. Willem van Hooff werd onder druk gezet de nieuwe leer te aanvaarden. Men probeerde hem het leven zuur te maken. De raarste geruchten werden over hem verspreid. Zo werd onder meer beweerd dat hij Spaanse soldaten op het kasteel verborgen hield. Bovendien bereikten veel klachten over hem de prins van Oranje in Den Haag. Willem van Hooff doorstond echter al deze stormen. Hij bleef de Van Arenbergs en het katholieke geloof trouw. Een aantal malen werd het te heet onder zijn voeten en ontvluchtte hij met vrouw en kinderen het kasteel in Honselersdijk. Telkens keerde hij terug. Willem van Hooff overleed dan ook op het kasteel te Honselersdijk, op 9  november 1583.
 

Naaldwijk kende dus in 1572 een heuse beeldenstorm. De calvinisten konden voortaan hun preken in het openbaar bijwonen. Ze hoefden niet meer in het geheim in afgelegen schuurtjes bijeen te komen. De tegenwoordige 'Oude Kerk' stond voor hen open. De positie van de katholieken werd onzeker. Zeker na 1648 toen de Spanjaarden uit de Nederlanden verdwenen. Schuilkerken vormden voortaan het decor voor hun geloofsbijeenkomsten.

Arie-Frans Middelburg



Patijnenburg in Naaldwijk


Patijnenburg is waarschijnlijk in de negende of tiende eeuw gebouwd en diende destijds als ontginningskern. Op een kaart van omstreeks 1623 is de kasteelwerf met gracht nog te zien. Het kasteel was inmiddels vervangen door een boerderij.

De eerste ons bekende, adellijke bewoner van het kasteel komen we rond 1300 tegen en heette Dirc Cottier. Hij was familie van het geslacht Van de Poel, dat op het kasteel de Poel woonde, de latere Baakwoning. Er zijn veel bewoners van Patijnenburg bekend, zoals een vrouw met de prachtige naam Aleid van Kijfhoek. En in de zestiende eeuw woonden er drie generaties Van Heukesloot. Ook was Patijnenburg ooit in bezit van Jan van Hooff en zijn zoon Willem, de kastelein van het kasteel te Honselersdijk Veel Naaldwijkse straatnamen herinneren ons aan voormalige bewoners van Patijnenburg. Denk maar aan de Van Heukeslootstraat, de Willem van Hooffstraat en de Cottierstraat.

In 1652 kocht de rijke Dirk Pauw Patijnenburg en in die tijd kreeg de boerderij een 'upgrading' of 'face-lift' tot buitenplaats. Dirk Pauw hertrouwde met Elisabeth Cats, de dochter van de bekende dichter en staatsman, 'vadertje' Jacob Cats. Elisabeth bracht uit een eerder huwelijk drie dochters mee. Eén van die dochters, eveneens Elisabeth geheten, was een mooi portret.


Naaldwijk is ook een bedevaartplaats geweest.
 
Ter ere van St. Anthonius Abt (of St. Anthonius van Padua?) en St. Adrianus (8 sept). Van beide heiligen bezat Naaldwijk een heiligenbeeld. Voor St. Adrianus was er zelfs een St. Adrianusgilde opgericht om deze heilige te herdenken. Het gilde bezat onder andere twee hond land aan de 's-Gravenzandse weg, op de plaats waar de zaak van Woonwensen is gevestigd.

St. Adrianus was een heilige die werd aangeroepen om de mensen te beschermen tegen de pest. Ook in Naaldwijk heeft deze verschrikkelijke ziekte gewoed. In het cartularium van het kapittel sprak men in de veertiende eeuw van "die seer quade (=slechte) tyden". De grote Europese pestepidemie van ± 1350 had kennelijk ook hier zijn sporen achter gelaten.

Aan het einde van de veertiende eeuw ging Graaf Willem van Oostervant op bedevaart naar Naaldwijk. Deze Willem van Oostervant (1365-1417) had net als veel voorgaande Hollandse graven heibel met de Friezen. Graaf Floris V. had de Westfriezen er rond 1280 al onder gekregen, maar met de Friezen wilde het maar niet vlotten. Willem van Oostervant trok er dan ook in 1398 met honderden edelen op uit om de Friezen nu eens definitief mores te leren. Er was veel belangstelling om de graaf te helpen, want een beetje ridder mocht graag een robbertje vechten. Van Oostervant versloeg uiteindelijk de Friezen en ging als dank op bedevaart naar Noordwijk, Naaldwijk en 's-Gravenzande.

Drie nonnen en de abdis uit Noordwijkerhout gingen in 1468/ 1469 eveneens op bedevaart naar Naaldwijk. Een ander katholiek gebruik dat samenhing met de bedevaart was de processie of ommegang. Dit was een plechtige optocht van priesters en leken binnen of buiten het kerkgebouw, waarbij men een relikwie of heiligenbeeld meedroeg. In Naaldwijk zullen de kanunniken en de deken ook meegelopen hebben met de processie. Het geheel zal een fraai gezicht zijn geweest door de vaandels, wierook, klokkengelui en de kleding van de kanunniken. Bekend zijn de processies ter ere van St. Anthonius en St. Adrianus, rond 1494 en 1496. Men liep "omt kerchof", dat wil zeggen rond de kerk oftewel de Kerkstraat, maar ook liep men "binnen omt dorp". Men liep dan waarschijnlijk door de Herenstraat, Molenstraat en door de velden, weilanden en boomgaarden, door het Potterslaantje om aan de andere kant van Naaldwijk weer de bebouwde kom binnen te komen en zo de St. Adrianuskerk weer binnen te gaan (Voor een routebeschrijving kunt u terecht bij het VVV-kantoor in Naaldwijk).

Op een schilderij van Brueghel van rond 1560 kan men een processie van St.Anthonius zien. Tijdens de processie(s) werd vaak een kermis gehouden. De kerkwijding van de bepaalde heilige werd herdacht door middel van een kerkmis. Kerkmis verbasterde later tot kermis en daar hebben waarschijnlijk veel mensen goede herinneringen aan!