‘Jullie mogen blij zijn dat slachtoffer nog in leven is’

 

MARKELO „Jullie mogen je handen dichtknijpen dat hij nog in leven is”, zei officier van justitie C. Hofstee vrijdag tegen drie inwoners van Zutphen die samen met vijf andere plaatsgenoten terechtstonden voor de meervoudige strafkamer wegens ernstige geweldpleging. Jongens uit Woudenberg bij Amersfoort kregen het aan de stok met een groep jongens uit Zutphen toen zij Bill’s Bar in Markelo na een avondje stappen verlieten.
Over en weer maakten de jongeren, onder wie enkele minderjarige jongens, opmerkingen waarna de vlam in de pan sloeg. Eén van de slachtoffers probeerde telkens opnieuw te vluchten maar viel keer op keer en bleef maar klappen en schoppen incasseren. Een verdachte zou zelfs een riem om de hand hebben gebonden om harder te kunnen slaan. Mensen die te hulp wilden schieten kregen eveneens klappen. De officier van justitie verweet de verdachten van ‘de groep Zutphen’ dat zij niets deden om de hoofdverdachten, die vrijdagmiddag terecht stonden, te stoppen met slaan. Het slachtoffer zou meerdere keren gevlucht zijn maar de daders konden hem keer op keer tegen de grond werken. „Hij heeft ernstige littekens in het gezicht, is onder behandeling bij een psycholoog en wordt elke nacht meerdere keren badend in het zweet wakker”, zei de officier van justitie. „Het slachtoffer had een eigen bedrijf willen beginnen.”
Eén van de drie verdachten gaf toe een klap te hebben gegeven en zei daar veel spijt van te hebben. Maar voorzitter H. Bloebaum van de mervoudige strafkamer leek daar niet van onder de indruk omdat de verdachte net als de anderen, geen contact had gezocht met het slachtoffer bijvoorbeeld om de verontschuldigingen aan te bieden. Daar kwam nog bij dat één van de verdachten, die ontkende geweld te hebben gepleegd, in de afgelopen maanden weer met justitie in aanraking is geweest wegens geweldpleging, wat hem op een boete van 300 euro kwam te staan.
Advocaat P. Benders voerde aan dat zijn cliënten, twee boers, onder invloed van alcohol verkeerden en beslist geen vechters zijn. De officier van justitie vond echter dat iedere verdachte een aandeel in de geweldpleging heeft gehad. „Openlijke geweld is wat mij betreft bewezen. Ook al hadden jullie niet het grootste aandeel, je bent er wel bij geweest en niemand greep in, terwijl die jongen daar voor dood lag. Hij rolde zich helemaal op om zich te beschermen tegen de klappen en schoppen. Hij ondervindt er na veertien maanden nog elke dag last van. Ik vind jullie houding ook belangrijk, dat jullie na afloop met elkaar hebben afgesproken wat jullie aan de politie gaan verklaren en dat niemand spijt heeft betuigd.”
De officier van justitie eiste werkstraffen van honderd uur en voor de verdachte die na het voorval in Markelo opnieuw met justitie in aanraking kwam („jij hebt er kennelijk niets van geleerd”) nog een voorwaardelijke straf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De advocaat van de verdachten vond werkstraffen van veertig uur meer op z’n plaats.
De rechtbank doet op 5 februari uitspraak. Na afloop van de zitting kwamen de twee verdachte broers hun spijt betuigen aan de vader en moeder van het slachtoffer. Zij hadden de zitting gelaten bijgewoond. De moeder vond de spijtbetuiging te laat. De vader kon geen woord meer uitbrengen zo sterk was hij onder de indruk van de zitting en vooral het zinloze geweld.