Home
Twente losgeweekt van Overijssel en de Staten-Generaal
1609 - 1621
Moderne omwallingen en garnizoenen zijn zeldzaam in Twente

Aan het einde van de zestiende eeuw is Twente één van de drie kwartieren van Overijssel. Twente telt zes plaatsen met stadsrechten. Maar die zijn allemaal, op Oldenzaal na, klein en zonder degelijke versterkingen. De Twentse steden hebben, in tegenstelling tot de adel, geen vertegenwoordiging in de Staten van Overijssel.

Wanneer de staten en de Spaanse kroon een bestand sluiten in 1609 loopt de frontlijn dwars door Twente. Het verloop van die grens is onzeker, mede omdat relatief weinig plaatsen versterkt zijn. Zowel de Staten van Overijssel als de aartshertogen hebben een eigen drost in Twente. De Staten hebben hun eigen burgemeesters van Rijssen, Diepenheim, Almelo, Goor, Enschede, Ootmarsum en Delden, waarmee ze bijna volledig Twente in handen zouden hebben, op enkele plaatsen na. Maar Ootmarsum, Enschede, Goor, Rijssen en Delden erkennen op 7 februari 1609 de aartshertogen als hun soevereinen, en de inwilliging van hun privileges, die van 16 februari dateert, wordt afgeleverd in de stadjes zelf. Het staat vast dat de Staten Almelo en Diepenheim bezet houden en langs Spaanse kant is de bezetting van de stad Oldenzaal, de voornaamste stad van Twente, en het kasteel van Lage onomstreden. Het sluiten van het Twaalfjarig Bestand schept geen duidelijkheid. Artikel drie van het Bestand stelt het volgende:

“Een iegelyck zal behouden ende datelyck gebruycken, die Lantschappen, Steden, Plaetsen, Landen ende Heerlyckheyden die hy jegenwoordigh houdt ende besit, […] daer onder men verstaet te begrypen die Vlecken, Dorpen, Gehughten, ende platte Landen, die daer van dependeren” .

Twente in 1598 door Sgrooten

Boven: De geograaf Christiaan Sgrooten tekent deze kaart in de 16e eeuw voor koning Filips II rond de jaren 1570 - 1575. De kaart ligt waarschijnlijk in Brussel.

Dit exemplaar zou in Madrid worden bewaard. De atlassen hebben een
militaire achtergrond. In geval van oorlog zijn ze zeer waardevol.

Twaalfjarig bestand
Boven: Adriaen Pietersz van de Venne schildert in 1614 de wapenstilstand tussen de republiek en het koninkrijk Spanje. De rivier simboliseert de scheiding tussen het noorden en het zuiden van de Lage Landen. Links de calvinisten onder wie prins Maurits, prins Frederik Hendrik, Frederik van der Palts, Jacobus van Engeland en Lodewijk de achtste van Frankrijk. Rechts is de partij van de katholieken onder wie Albrecht en Isabella, Spinola en paus Paulus de vijfde. De vissers proberen nieuwe gelovigen binnen te halen.

De laatste stukken stadsmuur van Oldenzaal verdwijnen

Boven: In 1901 komt nog een stuk stadsmuur van Oldenzaal tevoorschijn wanneer een woonhuis wordt gesloopt. Foto Rijkmuseum Twente

De aartshertogen claimen op grond van artikel drie heel Twente. In de Brusselse visie is Oldenzaal hoofdstad van Twente en aangezien de streek niet afhangt van de Overijsselse hoofdstad Deventer, hangt Twente af van Oldenzaal. De Staten van Overijssel zien Twente echter als een deel van hun territorium.

Het platteland van Twente, met de onversterkte steden, hangt niet af van Oldenzaal, maar staat direct onder de Staten van Overijssel. Men bestrijdt echter niet de aartshertogelijke autoriteit over Oldenzaal en het kasteel van Lage. Het omliggende platteland is Overijssels, maar Lage en de stad met haar ‘wijchbold’ (wigbold), de gehuchten net buiten de muren, komen het Zuiden (Spanje) toe.

Geen van beide argumentaties is volledig correct. De aartshertogen zijn niet gerechtigd heel Twente op te eisen op basis van het bezit van Overijssel en zelfs niet op basis van het bezit van verschillende Twentse steden. Er zijn enkele Twentse plaatsen met stadsrechten die effectief onder Staatse controle staan, tenminste Almelo en Diepenheim, en artikel drie stelt duidelijk dat elke partij de steden zou houden die het onder controle heeft. Enkel dorpen en gehuchten kunnen naar de andere kant overgaan als zij onderhorig zijn aan een stad die bezet wordt door de tegenpartij. Maar over steden die andere steden volgen wordt niets gezegd.

Ook de Staten van Overijssel zijn overmoedig in hun claim, want zij eisen elke stad op waar geen Spaans garnizoen ligt, ook al erkennen die de Zuidelijke autoriteiten en niet die van de Republiek.

Almelo in de 16e eeuw

Boven: Almelo als Heerlijkheid is meestal neutraal. Maar de staatse partij heeft hier vaak meer invloed dat de Spanjaarden.

Francisco Verdugo, stadhouder na Rennenberg

Boven: Francisco Verdugo, stadhouder van Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel, overleden in 1597. Een familielid, Guilielmo Verdugo, is later gouverneur van Oldenzaal.

Waarschijnlijk is dat de grondslag van het probleem: moderne omwallingen en garnizoenen zijn in Twente zeldzaam, zodat de steden nooit duidelijk en onomstreden aan één van beide partijen toebehoren.

In mei 1609 verstevigt Brussel haar greep op Twente. De katholieke religie wordt er opnieuw ingevoerd, er worden belastingen geheven, en men ontslaat de rechters van de Staten van Overijssel om er katholieken voor in de plaats te stellen, tot in Salland toe. Staatse rechters, drosten, rentmeesters en predikanten worden door Guilielmo de Verdugo, gouverneur van Oldenzaal, gevangen genomen. Staatse plakkaten worden verwijderd, het dorp Boekelo wordt bezet, enzovoort. Men reageert door herstel en terugbetalingen te eisen, maar van enige restitutie zijn geen sporen gevonden.

De situatie wordt nog moeilijker. Begin juli veroorzaakt het garnizoen van Oldenzaal problemen. Na een handgemeen zouden Duitse soldaten van het Spaanse garnizoen hun Schotse collega’s verjagen, waarna een groep Italiaanse soldaten uit een ander Spaans garnizoen, dat van Lingen, een gevecht aangaan met dezelfde Duitsers. De uitkomst is dat Schotse en Italiaanse soldaten in Spaanse dienst hun intrek nemen in Enschede en Ootmarsum, steden die door de Republiek geclaimd worden. Zij krijgen van de Staten-Generaal op 19 juli het ultimatum om binnen drie dagen de steden te verlaten. Het Duitse garnizoen contacteert daarop de magistraat van Deventer, mogelijk met de vraag om hulp. Het bericht wordt doorgegeven aan de Staten-Generaal.

Ondertussen zit men in Brussel ook met de zaak in de maag. De relaties met de republiek komt verder onder druk te staan. Aan de Staten-Generaal wordt verklaard dat het garnizoen ontrouw is en dat drie à vier regimenten naar Oldenzaal gezonden worden om de soldaten ‘tot rede te brengen’.

Tegelijk verzoekt men de Staten om de muiters onder druk te zetten, zodat de regimenten die door hen naar Oldenzaal gestuurd worden om daar de orde te herstellen, makkelijker hun taak zouden kunnen uitoefenen. De Staten krijgen op die manier de keuze om ofwel van de muiterij gebruik te maken om zelf hun autoriteit in Oldenzaal te vestigen, of om de aartshertogen een plezier te doen. Men kiest voor de tweede optie: de andere zou een te grote schending van het Bestand betekenen. De Staten verklaren aan de Brusselse gedeputeerden dat zij (passieve) bijstand willen verlenen, maar de Duitsers worden door hen toch gewaarschuwd over de komst van de soldaten.

Wanneer de orde hersteld is gaat de gouverneur van Oldenzaal echter door handelingen die door velen beschouwd worden als inbreuken op het Bestand. Zo wordt Twente vanuit Oldenzaal maandelijks gebrandschat door de Spaanse troepen, tenminste tot in maart 1610. Geen wonder dat de Staten van Overijssel, en bij uitbreiding de Staten-Generaal, een harde positie inneemt over Twente tijdens de eerste Haagse conferentie half september.

Beleg van Oldenzaal in 1597

Boven: Prins Maurits belegert in 1597 Oldenzaal. De stad geeft zich over nadat een dronken commandant enkele kanonnen afvuurt.

Twente in 1600

Boven: De Twentse adel gaat niet naar de Staten van Overijssel na de veroveringen door prins Maurits. De Spanjaarden blijven feitelijk heersen in Twente.

Men heeft zich in juni al in dreigende termen uitgelaten naar Brussel toe, en nu beginnen de onderhandelingen met de eis over niets te willen spreken zolang er geen duidelijkheid is over de bedoelingen van de aartshertogen met Twente. Zelf willen zij in eerste instantie geen schriftelijke verklaring over Twente overdragen: de Staten van Overijssel vinden het niet wenselijk ‘eenige disputen te laten moveren’. Met andere woorden vraagt men zonder meer de afstand van Twente. Nadat door de zuidelijke gedeputeerden meermaals aangedrongen wordt op een schriftelijke argumentatie om die te kunnen bekijken, wordt dat op 6 oktober toch toegekend, zodat met over Twente effectief kan discussiëren in plaats van enkel eisen te stellen.

Er worden echter niet enkel de bovenstaande juridische argumentaties naar voor geschoven: langs beide kanten probeert men de wankele claims te ondersteunen met verklaringen over de situatie op het terrein. De aartshertogen beweren al drie jaar voor de sluiting van het Bestand in bezit van Twente geweest te zijn, en garnizoenen in verschillende plaatsen te hebben, terwijl de Staten er geen enkele versterking heeft. Dat terwijl de Twentse adel van 1579 tot 1597 niet in de Staten van Overijssel zetelt. De Staatse officieren en predikanten zouden zelfs weggetrokken zijn na de inname van Oldenzaal, zodat de Spaanse officieren de regio ongehinderd kunnen besturen. De mensen hebben er geen klachten over het bestuur, noch over de katholieke religie die er gepraktiseerd wordt.

Overijssel beweert dat de adel van Twente in de Statenvergadering zetelt, dat zij degenen zijn die in Twente alle functionarissen aanstellen, en dat ze er beden innen. En na de val van Oldenzaal trekken de Twentse rechters weg, maar zij zetten hun werk voort vanuit Deventer. Ook ontvangen de Staten van Overijssel de burgemeesters van Rijssen, Diepenheim, Almelo, Goor, Enschede, Ootmarsum en Delden verklaren dat er in de meeste gemeenten al meer dan twintig jaar geen enkele katholieke misviering plaatsheeft, uitgezonderd een paar recente initiatieven vanuit Overijssel en diensten van de ‘veldpapen’ van het leger van Spinola.

Tenslotte verklaren de Staten van Overijssel formeel dat de gedeputeerden van de aartshertogen bij de onderhandelingen voor het Twaalfjarig Bestand openlijk, en in het bijzijn van de ambassadeurs van de koningen van Frankrijk en Engeland, gezegd hebben dat zij zich ervan bewust zijn dat de jurisdictie van Overijssel geografisch beperkt is, maar dat zij zich daarmee tevreden stellen.

Eind september wordt het voor de zuidelijke gedeputeerden duidelijk dat de aanspraken op basis van het bezit van Oldenzaal niet aanvaard zouden worden. Er wordt nu openlijk gedreigd met het heffen van contributies als Brussel Twente niet zou ontruimen. Men reageert op twee manieren. Enerzijds licht men de ambassadeurs van de koningen in over de zaak, in de hoop in een volgend stadium hun bemiddeling te zullen verkrijgen. Anderzijds wordt de argumentatie bijgesteld. Het land van Twente hangt niet af van de drie Overijsselse hoofdsteden Deventer, Zwolle en Kampen, noch van Salland of Vollenhoven.

Twente heeft daarentegen haar eigen grenzen, privileges en ambtenaren. Bij de herschikking van de provincies heeft men Twente kunnen samenvoegen met de drie steden en een paar plattelandsdistricten, maar dat is niet gebeurd. De Twentse adel wordt sinds 1580 dan ook niet meer in de Statenvergadering geroepen, en staat het zelf in voor de verdediging van haar steden.

Hardenbergerheide 1580

Boven: De staatse legerleider Filips van Hohenlohe verliest de strijd met Maarten Schenk en zijn malcontenten in 1580. Twente en andere delen van Oost-Nederland blijven in handen van de Spanjaarden.

Guerrilla in Oost Nederland rond 1593

Sinds het demembrement van 1580 is Twente dus afgescheiden van Overijssel en blijft in koninklijk bezit als een apart land, los van Overijssel. De hoofdstad van Twente is Oldenzaal en aangezien dat door de aartshertogen bezet wordt, komt de regio aan hen toe.

Daarmee wijken de aartshertogelijke gedeputeerden licht af van het standpunt dat zij tot dan toe innemen, maar belangrijker is dat op die basis het argument van de tegenpartij ontkracht wordt. Naar die interpretatie is er geen enkele mogelijkheid dat Twente aan Overijssel zou toekomen: het wordt voorgesteld als een ander vorstendom.

Het derde artikel van het Bestand, dat steden en gewesten in het bezit stelt van hun onderhorige landschappen, zou daardoor niet van toepassing zijn op de relatie tussen Overijssel en Twente. De Staten blijven echter op hun strepen staan en voeren de druk op de zuidelijke onderhandelaars Robiano, Verreycken en Maes op. Uit Overijsselse hoek wordt in december zelfs meermaals verklaard bereid te zijn tot militair ingrijpen indien Twente niet vrijwillig afgestaan wordt. Er is geen akkoord wanneer de conferentie op 1 februari 1610 beëindigd wordt.

De Staten van Overijssel, geradicaliseerd door de Twentse kwestie, geeft op 2 februari, een dag na de officiële beëindiging van de Haagse conferentie, een plakkaat uit tegen de inbreuken van het Zuiden op het Bestand die vanuit Oldenzaal gedirigeerd zouden worden. Overijssel vraagt tegelijkertijd bijstand aan de Generaliteit, die ook een plakkaat uitgeeft, waarin verklaard wordt dat Twente aan Overijssel toekomt, en dat de ambtenaren er enkel aan de Staten mogen gehoorzamen.

Dat wordt op Overijssels verzoek ook naar de Spaanse gouverneurs van Groenlo, Lingen en Oldenzaal gezonden, hoewel de Staten-Generaal daarvan een averechts effect vrezen. Daar antwoordt men inderdaad dat men blijft gehoorzamen aan de aartshertogen, en dat men niet van plan is het beleid bij te sturen. Overijssel stuurt daarop soldaten van Deventer naar de omstreden steden Enschede en Ootmarsum.

De gouverneur van Oldenzaal reageert door in Twente een plakkaat aan te slaan tegen dat van Overijssel. Een paar van de soldaten die de plakkaten ophangen worden echter gearresteerd door de drost van Salland, waarop de autoriteiten van Oldenzaal enkele ambtenaren van de tegenpartij gevangen nemen, en de eis formuleren Ootmarsum en Enschede te ontruimen. Dat laatste wordt geweigerd: de nieuwe Twentse garnizoenen laten toe dat de eigen ambtenaren er ongehinderd hun werk kunnen doen, en plakkaten van Albrecht en Isabella blijven er weg.

Maar volgens de remonstrantie van de Staten van Overijssel aan de Staten-Generaal is het platteland nog steeds onderhevig aan nachtelijke brandschattingen, waarvoor Overijssel harde represailles eist. Men moet contributies heffen over de grens, de blokkade van de Vlaamse kust opnieuw instellen, of een directe aanval op Oldenzaal lanceren. Als het aan Overijssel ligt wordt het Twaalfjarig Bestand verbroken, en de oorlog hervat. Twente is de Staten-Generaal echter geen nieuwe oorlog waard.

Lage in Duitsland

Boven: In de graafschap Bentheim net over de grens bij Lattrop en Breckelenkamp staat de ruïne van Lage. Het landgoed is nog steeds in bezit van de stichting Twickel. Prins Frederik Hendrik, de stedendwinger, blaast het op om de Spaanse vijand niet een nieuwe kans te geven het te bezetten.

Lage in betere tijden

Boven: Kasteel Lage blijft in handen van de Spanjaarden in 1610. Het ligt in het Duitse graafschap Bentheim en is een uitstekende uitvalsbasis om met een garnizoen Twente in bedwang te houden.

In mei 1610 wordt nogmaals een poging gewaagd om overeen te komen in een aantal geschillen, en Twente is daar een van de belangrijkste van. De aartshertog stelt tussenkomst van een derde partij voor, maar omdat dat al verschillende keren voorgesteld en even vaak afgewezen is, heeft hij een tweede voorstel klaar. Men is bereid Twente, op Oldenzaal (met het haar wijchbold Berkhuizen (Berghuizen) en Lage na), aan Overijssel te laten, indien op vlak van de religie alles blijft zoals dat is op het moment van de ondertekening van het Bestand. Dat komt dus neer op katholieke godsdienstvrijheid in ten minste een groot deel van Twente.

Het voorstel wordt afgewezen: Overijssel houdt vol dat de aartshertogen niets anders in Twente hebben dan Oldenzaal en Lage, en dat ze in de rest van Twente geen autoriteit hebben. Men wil geen voorwaarden toestaan, hoewel tegelijk beweerd wordt niets tegen katholieken te hebben.

De zuidelijke gezant Maes dringt echter aan. Hij wil over de zaak niet discussiëren: hij moet enkel weten of ze de voorwaarde kunnen aanvaarden of niet. De Staatse gedeputeerden besluiten de zaak voor te leggen aan de Staten-Generaal. Die blijken verdeeld over de kwestie, zodat ze er niet meteen kunnen over beslissen.

Oldenbarnevelt (afbeelding rechts) zoekt Maes echter op buiten de vergadering, waar hij aan hem verklaart dat ‘het meest extreme’ dat ze mogelijk kunnen verkrijgen, een belofte zou zijn de Twentse kloosters niet te schaden en hen vrij te laten in de uitoefening van de religie. Maes stuurt het voorstel ook naar de Overijsselse drost voor Twente, om zijn mening daarop te horen. Het antwoord is, zoals verwacht, negatief: bij instemming daarmee zouden de garnizoenen van Enschede en Ootmarsum zich moeten terugtrekken, net als de predikanten.

Johan van Oldenbarnevelt

Spaanse vlag

Oldenzaal en Lage blijven Spaans. De vesting en de vestingsstad worden enclaves in Nederland.

De Staten krijgen te horen hoe verontwaardigd aartshertog Albrecht is over het afwijzen van zijn voorstel. Dat zal wel meegevallen hebben, want die mogelijkheid wordt al voor de start van de conferentie voorzien. Maes doet wat hem opgedragen is: hij houdt voet bij stuk. Ofwel zouden een Twente overdragen dat katholiek blijft, ofwel zouden de claims op de hele streek gehandhaafd worden. Eind juni aanvaarden de Staten-Generaal dan toch de afstand van Twente door het Zuiden, met de religieuze voorwaarde. Daarmee is nog niet alles opgelost, want Overijssel houdt nog mensen vast waarvoor losgeld geëist wordt. Nadat de Staten van Overijssel daarvoor op de vingers getikt worden door de Staten-Generaal, zodat de gevangenen vrijgelaten worden, wordt op 24 juni het verdrag gesloten dat de Twentse kwestie beëindigt. Oldenzaal en Lage worden zo Spaanse enclaves in Overijssel.

Zowel de aanspraken van de Staten van Overijssel als die van de aartshertogen zijn gegrond. De onduidelijkheid over de vraag aan wie Twente toekomt, volgt grotendeels uit het rurale (=landelijk) karakter van de streek. Op Oldenzaal na zijn er geen vestingsteden die ontegensprekelijk duidelijk maken dat de regio onder een bepaald gezag staat. In de onderhandelingen wordt groot belang gehecht aan de constitutie van Overijssel, die bepalend zou zijn: staat Twente onder gezag van Oldenzaal, of valt het rechtstreeks onder de Staten van Overijssel?

En is het überhaupt wel een deel van Overijssel? Met hun uiterst harde opstelling maken de Staten van Overijssel duidelijk dat zij liever de oorlog beginnen dan Twente op te geven. Het aartshertogelijke compromisvoorstel dat om die reden geformuleerd wordt, wordt uiteindelijk aanvaard. Daarmee geeft Brussel de soevereiniteit over Twente op, nochtans samen met de Antwerpse handel, het belangrijkste punt van de alle conferenties. Het verlies wordt weliswaar gecompenseerd door de religieuze vrijheid die men in Twente verkrijgt voor de katholieken, al is die vrijheid erg precair omdat ze overgeleverd is aan de genade van Overijssel. De uitkomst van de Twentse grenskwestie is dan ook nadelig voor het Zuiden.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Aan Tomas Roggeman, die zich nu master in de geschiedenis kan noemen, de vraag welke invloed zijn onderzoek heeft.

Ik denk dat het de verdienste van mijn onderzoek is, dat duidelijk wordt dat de Bestandsperiode op internationaal vlak meer is dan een saaie pauze in een spannende oorlog: meer dan eens is de hervatting van de oorlog uiterst dichtbij, en in de context van interne verdeeldheid in het noorden betekent dit dat de totale vernietiging van de jonge Republiek als een reëel gevaar gezien wordt. Ironisch genoeg heeft diezelfde verdeeldheid de Spanjaarden net tegengehouden om in te grijpen, want Madrid en Brussel vrezen dat de verdeelde 'ketters' hun rangen aaneen sluiten bij een buitenlandse dreiging. Daardoor wijst het ook op de verbondenheid tussen binnenlandse- en buitenlandse politiek. Waar de meeste auteurs de botsing tussen Maurits en Oldenbarnevelt enerzijds en het conflict met Spanje anderzijds apart behandelen, zijn die twee materies in de Bestandsperiode erg nauw met elkaar verweven. Tenslotte wordt voor het eerst duidelijk dat met het verdrag van Antwerpen (dat het Bestand officieel inluidde), geen eindpunt van onderhandelingen is; het is in feite een tussenstadium in de zoektocht naar een wapenstilstand waaruit beide partijen economische voordelen kunnen halen.

Masterscriptie over het Twaalfjarig Bestand van Tomas Roggeman universiteit Gent