Home

Pieter van Opmeer kritiseert de geuzen

1526 - 1594

Historicus vechts zelfs mee tegen de opstandelingen

Pieter of Petrus Opmeer

Een belangrijke tegenspeler van de watergeuzen is de historicus Petrus of Pieter Opmeer. Hij zorgt voor de herbouw van het hoogaltaar in de Oude Kerk van Delft na de beeldenstorm van 1566. Wanneer geuzen zijn plaatsgenoot Musius vermoorden (9 december 1572) besluit Opmeer te vluchten. Hij krijgt werk bij overste Francisco Valdez van het regiment van Lombardije die op 30 oktober 1573 Den Haag inneemt en Leiden belegert. Opmeer is geheimschrijver van de krijgsraad van Valdez. Het beleg mislukt en Valdez en Opmeer vluchten naar Henegouwen. Opmeer gaat daarna naar Amsterdam dat dan nog Spaansgezind is. In het geheim duikt hij echter weer op tussen de calvinisten in Delft waar hij werkt als schrijver. Na zijn dood is hij in de Oude kerk aan de Noordzijde voor het koor begraven. (bron D. Pluymers). Opmeer en Musius onderhouden contact met een reeks kunstenaars. (bron).

Pieter Opmeer is op 13 september 1526 in Amsterdam geboren. Hij is zoon van Petrus Hendriksz en Maria van Akersloot. Hij studeert in Amsterdam, Leuven en Doornik. Na zijn huwelijk met de Delftse burgemeestersdochter Sophia Sasbout gaat hij in Delft wonen. Alleen daar heerst eind 1572 nog een zekere mate van godsdienstvrijheid. Calvinisten en watergeuzen verbieden zeer tegen de zin van prins Willem van Oranje de rk eredienst in de meeste andere steden in Holland en Zeeland.

Pieter Opmeer beschrijft in zijn martelaarsboek wat er gebeurt met priesters en kloosterlingen tijdens het bewind van de geuzen in Holland en Zeeland. Musius, de hofpredikant van Willem van Oranje, en de zeventien kloosterlingen uit Gorkum zijn later door de paus erkend als martelaren, mede door toedoen van Opmeer. De geuzen bezetten in de zomer van 1572 het grootste deel van Holland. Op 21 juli vertrekken troepen van de koning uit Rotterdam. De volgende dag zijn zij, onder wie Pieter van Opmeer, in Den Haag. Arnold van Pinsen, schout van Katwijk of baljuw van Kennermerland - de bronnen spreken elkaar tegen - wil naar Musius in het Sint Agathaklooster in Delft. Pinsen krijgt van Opmeer de boodschap mee Musius te waarschuwen dat hij onmiddellijk Delft moet verlaten want hij loopt gevaar.

Links:
Pieter van Opmeer of Petrus Opmeer. Portrait imaginaire sur la base du portrait d'Opmeer Josquin - Peinture de Housez.

Admiraal Lumey bezet met zijn geuzen op 25 juli, na het vertrek van de Spaanse soldaten, Rotterdam. Daarna trekt hij op 26 juli in het huis van de gevluchte schout Jan de Huyter, het latere gemeenlandshuis van Delfland in Delft. Hij woont nu praktisch naast het klooster van Musius. (bron: Lumey van Ton Oosterhuis). Willem van Oranje strijkt de geuzen tegen de haren in wanneer hij op 9 december 1572 voor de eerste keer een katholieke kerkdienst toestaat. Dat gebeurt in de Oude Kerk (foto rechts) en de Sint Joriskapel in Delft.

De calvinisten koken van woede. Opmeer zou van de schout van Den Haag hebben gehoord dat de geuzen zijn goede vriend, Musius, bedreigen. Het verhaal gaat dat Lumey in bijzijn van Willem van Oranje Musius bespot en wellicht bedreigt. Nog dezelfde dag ontvoeren Lumey's geuzen Musius, de huispredikant van Willem van Oranje. Musius wil via Den Haag naar Amsterdam en heeft een vrijgeleide (sauvegarde) van de prins gekregen om zich in veiligheid te brengen. Maar de geuzen trekken zich daar helemaal niets van aan.

Rechts: Wanneer Willem van Oranje een katholiek eredienst in de Oude Kerk van Delft toestaat pakken de geuzen zijn hofpredikant, de humanist Musius, op.

Oude Kerk Delft januari 2007
Admiraal Lumey en later overste Van Hohenlohe wonen in het Gemeenlandhuis, zoals het nu heet

Wapenschilden van leden van het waterschap sieren de ingang van het gemeenlandhuis Onder leiding van Gijsbert van Duivenvoorde vermoorden zij de predikant Musius. Dat gebeurt in Leiden. Het leger van Lumey dat bij Sassenheim ligt, valt een paar dagen later de Spaanse soldaten aan dat Haarlem wil innemen. De oppermachtige Spanjaarden maken korte metten met het staatse leger.

Lumey stuurt al enige tijd aan op een confrontatie met Willem van Oranje. Lumey's grootvader is Jan van Wassenaer. Hij voelt zich een Hollander en een echte graaf.

Foto links en rechts:
Lumey woont in december 1572 op een steenworp afstand van Willem van Oranje. Het huidige Prinsenhof en het Gemeenlandhuis liggen maar enkele tientalle meters van elkaar verwijderd aan de Oude Delft. Foto's Marcel Tettero

Het gruwelijke optreden van Lumey tegen geestelijken maakt hem ook gehaat. De watergeuzen bedreigen humanisten, zoals Coornhert en Opmeer. Opmeer vlucht in 1572 naar Leiden om te dienen in het leger van de Spaanse overste Valdez. Hij vecht er tegen de opstandelingen in het beleg van Leiden. Het beleg mislukt en Opmeer vertrekt of vlucht naar het grote steunpunt van het Spaanse leger in Holland: Amsterdam. Petrus Opmeer blijft er wonen tot de Alteratie in 1578, wanneer de stad overgaat in handen van de Staten van Holland. Het katholicisme moet ook in Amsterdam ondergronds gaan.

In Amsterdam vertellen katholieken die overal uit Holland zijn gevlucht aan Opmeer wat geuzen hebben aangericht in hun ontvluchte stad of dorp. Opmeer vraagt aan zijn vriend Bontius om een boek te schrijven over de Seer Doorluchtige Hollandse Martelaren. Maar Bontius overlijdt voordat de studie klaar is. Petrus Opmeer gaat er mee door.

Opmeer schrijft dat de Amsterdammers teleurgesteld zijn over de aanvaarding van de Vrede (Pacificatie) van Gent, waarin voor Holland en Zeeland alleen het calvinisme is toegestaan. (bron Pastoor Maarten Donk (o.a. van de Nieuwe Kerk Amsterdam) door P. Noordeloos)

Rechts: De toren van de Oude Kerk van Delft piekt boven het Prinsenhof uit. De vensters links zijn van het Agathaklooster waar Musius en Willem van Oranje enige tijd wonen.

Prinsenhof Delft was vroeger het Sint Agathaklooster van Musius
 

Na zijn dood op 4 november 1594 (andere bronnen zeggen 9 november 1595) in Delft, vertaalt zijn zoon die ook Petrus heet, het manuscript in het Latijn in 1625. Een Nederlandse vertaling volgt pas in 1700. De titel is Petrus Opmeer. Martelaers-Boek, ofte Historie der Hollandse Martelaren, welke om de Christen Catholijke Godsdienst, Van de Hervormde Nieuwgesinden seer Wreed zijn omgebragt: Beschreven door d'Heer Petrus Opmeer, Amsterdammer, waarin veel gedenkweerdige zaaken verhaald worden, die men bij andere Gedenk Schrijvers niet vind: en met eenige bijvoeging vermeerderd. Het tweede deel met twee registers. Tot Antwerpen. Bij Petrus Pratanus. In 't Jubel-Jaar onzes Heeren 1700.

In het werk van Petrus Opmeer Historia Martyrum Batavicorum (uitgave 1625) komt de Heilige Nicolaus Poppelius voor als Nicolao Poppelio en Nicolaus Poppelius.